bulken

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bul·ken
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘loeien’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bulken
bulkte
gebulkt
zwak -t volledig

Werkwoord

bulken

  1. inergatief luidruchtig huilen
    • Het kind begon meteen weer te bulken. 

Gangbaarheid

  • Het woord bulken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.