bulken
Nederlands
Woordafbreking
- bul·ken
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘loeien’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bulken |
bulkte |
gebulkt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
bulken
- inergatief luidruchtig huilen
- Het kind begon meteen weer te bulken.
Gangbaarheid
- Het woord bulken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bulken' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.