braut

Niet te verwarren met: Braut

IJslands

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / prøyːt /

Werkwoord

braut

  1. eerste persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van brjóta
Typische woordcombinaties
  • ég braut
ik brak

braut

  1. derde persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van brjóta
Typische woordcombinaties
  • hann / hún / það braut
hij / zij / het brak

braut

  1. derde persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van brjóta (onpersonlijk gebruik met pseudosubject 'það' (= het))
Typische woordcombinaties
  • það braut
het brak

braut

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van brjóta (onpersonlijk gebruik met accusatiefobject: mig, þig, hann / hana / það, okkur, ykkur, þá, þær, þau (= mij, jou / u, hem / haar / het, ons, jullie / u, hun / ze))
Typische woordcombinaties
  • braut okkur
brak ons


Noors

Werkwoord

braut

  1. verouderde spelling of vorm van brøt van vóór 2005
(verouderd) voltooid deelwoord van bryte

braut

  1. verouderde spelling of vorm van brøyt van vóór 2005
(verouderd) voltooid deelwoord van bryte


Nynorsk

Woordafbreking
  • braut

Werkwoord

braut

  1. verleden tijd van bryta

Werkwoord

braut

  1. verleden tijd van bryte
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.