bovenlag
Nederlands
Woordafbreking
- bo·ven·lag
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bovenliggen |
bovenlag
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van bovenliggen
- ... dat ik bovenlag.
- ... dat jij bovenlag.
- ... dat hij, zij, het bovenlag.
- ... dat ik bovenlag.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.