boteren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bo·te·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
boteren
boterde
geboterd
zwak -d volledig

Werkwoord

boteren

  1. gelukken
    • Het boterde goed tussen de collega's op de afdeling 
    • Het boterde niet goed tussen de zussen, ze hadden altijd ruzie .
  1. met boter besmeren
    • De moeder had de boterhammen van haar kinderen dik beboterd. 

Gangbaarheid

  • Het woord boteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.