bijpraten

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·pra·ten
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

bijpraten

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bijpraten
praatte bij
bijgepraat
zwak -t volledig
  1. zorgen dat je weer alles van elkaar weet nadat je elkaar een tijd niet gezien hebt
    • De vriendinnen hadden elkaar gisteren nog uitgebreid gesproken, maar moesten vandaag toch weer een uur lang bijpraten. 

Gangbaarheid

  • Het woord bijpraten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.