bijleg

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bijĀ·leg

Werkwoord

vervoeging van
bijleggen

bijleg

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijleggen
    • ... dat ik bijleg. 

Gangbaarheid

  • Het woord bijleg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
77 %van de Nederlanders;
78 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.