bijleg
Nederlands
Woordafbreking
- bijĀ·leg
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bijleggen |
bijleg
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijleggen
- ... dat ik bijleg.
Gangbaarheid
- Het woord bijleg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bijleg' herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.