bietsen
Nederlands
Woordafbreking
- biet·sen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bietsen |
bietste |
gebietst |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
bietsen
- overgankelijk (informeel) bedelen om, (iets) afbedelen, klaplopen (heel vaak sigaretten)
- De jongen wilde zelf geen sigaretten meer kopen en ging dus de hele dag bij anderen sigaretten bietsen. [3]
- Toen iedereen nog rookte en sigaretten heel goedkoop waren was het bietsen van sigaretten heel gewoon.
- overgankelijk (informeel) (iets) 'lenen' en niet teruggeven
- Als je een sigaret bietst kun je hem niet teruggeven.
Hyponiemen
- afbietsen
Gangbaarheid
- Het woord bietsen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bietsen' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
62 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.