bietsen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • biet·sen
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘bedelen’ voor het eerst aangetroffen in 1950 [1]
  • [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bietsen
bietste
gebietst
zwak -t volledig

Werkwoord

bietsen

  1. overgankelijk (informeel) bedelen om, (iets) afbedelen, klaplopen (heel vaak sigaretten)
    • De jongen wilde zelf geen sigaretten meer kopen en ging dus de hele dag bij anderen sigaretten bietsen.  [3]
    • Toen iedereen nog rookte en sigaretten heel goedkoop waren was het bietsen van sigaretten heel gewoon. 
  1. overgankelijk (informeel) (iets) 'lenen' en niet teruggeven
    • Als je een sigaret bietst kun je hem niet teruggeven. 
Hyponiemen
  • afbietsen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord bietsen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
62 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.