bezingt

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • beĀ·zingt

Werkwoord

vervoeging van
bezingen

bezingt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bezingen
    • Jij bezingt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bezingen
    • Hij bezingt. 
  3. verouderde gebiedende wijs meervoud van bezingen
    • Bezingt! 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.