beun

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • beun
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘viskaar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1580 [1]

Werkwoord

vervoeging van
beunen

beun

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beunen
    • Ik beun. 
  2. gebiedende wijs van beunen
    • Beun! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beunen
    • Beun je? 

Gangbaarheid

  • Het woord beun staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
86 %van de Nederlanders;
55 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.