beun
Nederlands
Woordafbreking
- beun
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘viskaar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1580 [1]
Werkwoord
vervoeging van |
---|
beunen |
beun
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beunen
- Ik beun.
- gebiedende wijs van beunen
- Beun!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beunen
- Beun je?
Gangbaarheid
- Het woord beun staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'beun' herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
55 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.