beschimmelde

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·schim·mel·de

Bijvoeglijk naamwoord

beschimmelde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van beschimmeld

Werkwoord

vervoeging van
beschimmelen

beschimmelde

  1. enkelvoud verleden tijd van beschimmelen
    • Ik beschimmelde. 
    • Jij beschimmelde. 
    • Hij, zij, het beschimmelde. 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.