annonceren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • an·non·ce·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aankondigen’ voor het eerst aangetroffen in 1669 [1]
  • uit het Frans met het achtervoegsel -eren

Werkwoord

annonceren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
annonceren
annonceerde
geannonceerd
zwak -d volledig
  1. bekend maken
    •  
  1. (kookkunst) voorlezen van de bestelbon in de keuken om misverstanden te voorkomen
  2. verkondigen

Gangbaarheid

  • Het woord annonceren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
79 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.