amen
Nederlands
Woordafbreking
- amen
Woordherkomst en -opbouw
Tussenwerpsel
amen
- dat zij zo, een slotwoord van gebeden en preken
- In België wordt de uitdrukking "Amen en uit!" gebruikt, waar in het Nederlands "Punt uit!" voor gebruikt wordt.
Zelfstandig naamwoord
amen o
- (Jiddisch-Hebreeuws) term waarmee de geldigheid wordt bevestigd van iets dat gezegd is: het zij zo, het is zo (30×: Num. 5:22, Deut. 27:15 +, 1 Kon. 1:36, Jes. 65:16 met tekstkritiek, Jer. 11:5 +, Ps. 41:14, Neh. 5:13 +, 1 Kron. 16:36; ook 129× in NT)
Gangbaarheid
- Het woord amen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'amen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "amen" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- amen op website: Etymologiebank.nl
Spaans
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.