acera
Spaans
enkelvoud | meervoud |
---|---|
acera | aceras |
Zelfstandig naamwoord
acera v
- «La chica iba por el lado interior de la acera, y de vez en cuando se detenía ante los escaparates de las tiendas, llamando su atención sobre un cuadro, un grabado, un libro. [1]»
- Het meisje liep aan de binnenkant van het trottoir en hield zo nu en dan stil voor de winkeletalages om haar aandacht te richten op een afbeelding, een gravure of een boek.
- «La chica iba por el lado interior de la acera, y de vez en cuando se detenía ante los escaparates de las tiendas, llamando su atención sobre un cuadro, un grabado, un libro. [1]»
Werkwoord
vervoeging van |
---|
acerar |
acera
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van acerar
- gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van acerar
vervoeging van |
---|
acerarse |
acera
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van acerarse
Verwijzingen
- Arturo Pérez-Reverte, El club Dumas, 1993 (2008 uitg., ISBN 9788466320702)
- acera in: Diccionario de la lengua española op de website van de Real Academia Española
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.