aansnoert

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aansnoert    (hulp, bestand)
  • IPA: /'anˌsnurt/
Woordafbreking
  • aan·snoert

Werkwoord

vervoeging van
aansnoeren

aansnoert

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aansnoeren
    • ... dat jij aansnoert. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aansnoeren
    • ... dat hij aansnoert. 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.