aansleep
Nederlands
Woordafbreking
- aan·sleep
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanslepen |
aansleep
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanslepen
- ... dat ik aansleep.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanslijpen |
aansleep
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aanslijpen
- ... dat ik aansleep.
- ... dat jij aansleep.
- ... dat hij, zij, het aansleep.
- ... dat ik aansleep.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.