aansleep

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aansleep    (hulp, bestand)
  • IPA: /'anˌslep/
Woordafbreking
  • aan·sleep

Werkwoord

vervoeging van
aanslepen

aansleep

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanslepen
    • ... dat ik aansleep. 

Werkwoord

vervoeging van
aanslijpen

aansleep

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aanslijpen
    • ... dat ik aansleep. 
    • ... dat jij aansleep. 
    • ... dat hij, zij, het aansleep. 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.