aanbehoren
Nederlands
Woordafbreking
- aan·be·ho·ren
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
aanbehoren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanbehoren |
behoorde aan |
aanbehoord |
zwak -d | volledig |
- behoren tot, deel uitmaken van, eigendom zijn van
- Dit huis behoorde aan de direkteur van de fabriek.
Gangbaarheid
- Het woord 'aanbehoren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.