incalculeren

Néerlandais

Étymologie

Composé de calculeren « calculer» avec le préfixe -in.

Verbe

incalculeren \Prononciation ?\ transitif

Présent Prétérit
ik calculeer in calculeerde in
jij calculeert in
hij, zij, het calculeert in
wij calculeren in calculeerden in
jullie calculeren in
zij calculeren in
u calculeert in calculeerde in
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben calculeren ind ingecalculeerd
  1. Inclure dans les calculs, tenir compte de.
    • Heb je ingecalculeerd dat we dit jaar een nieuwe auto moeten kopen?
      As-tu songé qu’il nous faudra acheter cette année une nouvelle auto ?

Synonymes

  • in rekening brengen, meerekenen, rekening houden met, verdisconteren

Vocabulaire apparenté par le sens

  • nacalculeren

Taux de reconnaissance

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 98,1 % des Flamands,
  • 93,8 % des Néerlandais.

Prononciation

Références

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]
Cet article est issu de Wiktionary. Le texte est sous licence Creative Commons - Attribution - Sharealike. Des conditions supplémentaires peuvent s'appliquer aux fichiers multimédias.