dwars
Néerlandais
Étymologie
- Du latin torquere.
Dérivés
- dwarsarm
- dwarsbalk
- dwarsbeuk
- dwarsbomen
- dwarsdijk
- dwarsdoorsnede
- dwarsdrijven
- dwarsdrijver
- dwarsfluit
- dwarsgestreept
- dwarsgetuigd
- dwarsgezeten
- dwarsgracht
- dwarshelling
- dwarshout
- dwarskijker
- dwarsklamp
- dwarskop
- dwarslaesie
- dwarsliggen
- dwarsoor
- dwarsprofiel
- dwarsregeltransformator
- dwarsscheeps
- dwarsschip
- dwarsslede
- dwarsstraat
- dwarsverband
- dwarsvoor
- dwarswind
- dwarszee
- dwarszitten
- overdwars
Adverbe
dwars \Prononciation ?\
- En travers, à la traverse.
- dwars gestreept : à lignes transversales.
- ergens dwars doorheen gaan : traverser quelque chose.
- hij stak hem dwars door het lijf : il lui transperça le corps.
- dwars door het veld : à travers champs.
- dwars op de golven liggen : être en travers de la lame.
- dwars tegen iets ingaan : s’opposer radicalement à quelque chose, se jeter à la traverse.
- het zat hem dwars : cela le tracassait.
Prononciation
- (Région à préciser) : écouter « dwars [Prononciation ?] »
Cet article est issu de
Wiktionary.
Le texte est sous licence Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Des conditions supplémentaires peuvent s'appliquer aux fichiers multimédias.