aanbevelen

Néerlandais

Étymologie

Dérivé par préfixation de bevelen « commander ».

Verbe

Présent Prétérit
ik beveel aan beval aan
jij beveelt aan
hij, zij, het beveelt aan
wij bevelen aan bevalen aan
jullie bevelen aan
zij bevelen aan
u beveelt aan beval aan
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben bevelen aand aanbevolen

aanbevelen \Prononciation ?\ transitif

  1. Reccomander.
    • Wij houden ons voor uw verdere orders aanbevolen.
      Nous nous recommandons à vos ordres ultérieurs.
    • Ik houd mij aanbevolen voor
      Je suis toujours preneur (de).
  2. (Commerce) Préconiser.
    • Citroën beveelt Total aan.
      Citroën préconise Total.

Synonymes

Apparentés étymologiques

Prononciation

Prononciation manquante. (Ajouter)

Cet article est issu de Wiktionary. Le texte est sous licence Creative Commons - Attribution - Sharealike. Des conditions supplémentaires peuvent s'appliquer aux fichiers multimédias.