woekerlenen

Dutch

Verb

woekerlenen

  1. to shylock

Inflection

Inflection of woekerlenen (weak)
infinitive woekerlenen
past singular woekerleende
past participle gewoekerleend
infinitive woekerlenen
gerund woekerlenen n
present tense past tense
1st person singular woekerleenwoekerleende
2nd person sing. (jij) woekerleentwoekerleende
2nd person sing. (u) woekerleentwoekerleende
2nd person sing. (gij) woekerleentwoekerleende
3rd person singular woekerleentwoekerleende
plural woekerlenenwoekerleenden
subjunctive sing.1 woekerlenewoekerleende
subjunctive plur.1 woekerlenenwoekerleenden
imperative sing. woekerleen
imperative plur.1 woekerleent
participles woekerlenendgewoekerleend
1) Archaic.
  • woekerlening, woekerrente, woekerwinst
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.