walgelijk

Dutch

Pronunciation

  • (file)
  • IPA(key): /ˈʋɑlxələk/

Adjective

walgelijk (comparative walgelijker, superlative walgelijkst)

  1. noisome, disgusting, nausea inducing

Inflection

Inflection of walgelijk
uninflected walgelijk
inflected walgelijke
comparative walgelijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial walgelijkwalgelijkerhet walgelijkst
het walgelijkste
indefinite m./f. sing. walgelijkewalgelijkerewalgelijkste
n. sing. walgelijkwalgelijkerwalgelijkste
plural walgelijkewalgelijkerewalgelijkste
definite walgelijkewalgelijkerewalgelijkste
partitive walgelijkswalgelijkers
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.