voltrekken

Dutch

Etymology

vol- +‎ trekken

Pronunciation
  • Audio(file)

Verb

voltrekken

  1. to execute, carry out
    Hedenmorgen is het doodsvonnis voltrokken.
    This morning the death sentence was executed.
  2. (reflexive) to happen, to take place
    Er was een ramp bezig zich te voltrekken in New Orleans.
    A disaster was taking place in New Orleans.

Inflection
Inflection of voltrekken (strong class 3, prefixed)
infinitive voltrekken
past singular voltrok
past participle voltrokken
infinitive voltrekken
gerund voltrekken n
verbal noun —
present tense past tense
1st person singular voltrekvoltrok
2nd person sing. (jij) voltrektvoltrok
2nd person sing. (u) voltrektvoltrok
2nd person sing. (gij) voltrektvoltrokt
3rd person singular voltrektvoltrok
plural voltrekkenvoltrokken
subjunctive sing.1 voltrekkevoltrokke
subjunctive plur.1 voltrekkenvoltrokken
imperative sing. voltrek
imperative plur.1 voltrekt
participles voltrekkendvoltrokken
1) Archaic.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.