verzieken

Dutch

Pronunciation

  • (file)
  • Rhymes: -ikən

Verb

verzieken

  1. to befoul, to wreck

Inflection

Inflection of verzieken (weak, prefixed)
infinitive verzieken
past singular verziekte
past participle verziekt
infinitive verzieken
gerund verzieken n
verbal noun
present tense past tense
1st person singular verziekverziekte
2nd person sing. (jij) verziektverziekte
2nd person sing. (u) verziektverziekte
2nd person sing. (gij) verziektverziekte
3rd person singular verziektverziekte
plural verziekenverziekten
subjunctive sing.1 verziekeverziekte
subjunctive plur.1 verziekenverziekten
imperative sing. verziek
imperative plur.1 verziekt
participles verziekendverziekt
1) Archaic.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.