vertakken

Dutch

Etymology

From ver- + tak + -en.

Pronunciation

  • (file)

Verb

vertakken

  1. to branch off

Inflection

Inflection of vertakken (weak, prefixed)
infinitive vertakken
past singular vertakte
past participle vertakt
infinitive vertakken
gerund vertakken n
present tense past tense
1st person singular vertakvertakte
2nd person sing. (jij) vertaktvertakte
2nd person sing. (u) vertaktvertakte
2nd person sing. (gij) vertaktvertakte
3rd person singular vertaktvertakte
plural vertakkenvertakten
subjunctive sing.1 vertakkevertakte
subjunctive plur.1 vertakkenvertakten
imperative sing. vertak
imperative plur.1 vertakt
participles vertakkendvertakt
1) Archaic.

Derived terms

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.