vermaard

Dutch

Etymology

Past participle of vermaren.

Pronunciation

  • Rhymes: -aːrt
  • (file)

Adjective

vermaard (comparative vermaarder, superlative vermaardst)

  1. renowned

Inflection

Inflection of vermaard
uninflected vermaard
inflected vermaarde
comparative vermaarder
positive comparative superlative
predicative/adverbial vermaardvermaarderhet vermaardst
het vermaardste
indefinite m./f. sing. vermaardevermaarderevermaardste
n. sing. vermaardvermaardervermaardste
plural vermaardevermaarderevermaardste
definite vermaardevermaarderevermaardste
partitive vermaardsvermaarders

Participle

vermaard

  1. past participle of vermaren

Inflection

This participle needs an inflection-table template.

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.