verdedigen

Dutch

Etymology

Cognate with German verteidigen.

Pronunciation

  • (file)

Verb

verdedigen

  1. to defend

Inflection

Inflection of verdedigen (weak, prefixed)
infinitive verdedigen
past singular verdedigde
past participle verdedigd
infinitive verdedigen
gerund verdedigen n
present tense past tense
1st person singular verdedigverdedigde
2nd person sing. (jij) verdedigtverdedigde
2nd person sing. (u) verdedigtverdedigde
2nd person sing. (gij) verdedigtverdedigde
3rd person singular verdedigtverdedigde
plural verdedigenverdedigden
subjunctive sing.1 verdedigeverdedigde
subjunctive plur.1 verdedigenverdedigden
imperative sing. verdedig
imperative plur.1 verdedigt
participles verdedigendverdedigd
1) Archaic.

Derived terms

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.