uitrollen

Dutch

Etymology

From uit + rollen.

Pronunciation

  • (file)

Verb

uitrollen

  1. (intransitive, transitive) to roll out, to unroll

Inflection

Inflection of uitrollen (weak, separable)
infinitive uitrollen
past singular rolde uit
past participle uitgerold
infinitive uitrollen
gerund uitrollen n
verbal noun
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular rol uitrolde uituitroluitrolde
2nd person sing. (jij) rolt uitrolde uituitroltuitrolde
2nd person sing. (u) rolt uitrolde uituitroltuitrolde
2nd person sing. (gij) rolt uitrolde uituitroltuitrolde
3rd person singular rolt uitrolde uituitroltuitrolde
plural rollen uitrolden uituitrollenuitrolden
subjunctive sing.1 rolle uitrolde uituitrolleuitrolde
subjunctive plur.1 rollen uitrolden uituitrollenuitrolden
imperative sing. rol uit
imperative plur.1 rolt uit
participles uitrollenduitgerold
1) Archaic.

Synonyms

Antonyms

Anagrams

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.