tentoonstellen

Dutch

Etymology

Univerbation of ten toon stellen.

Verb

tentoonstellen

  1. to exhibit, to display, to show to the public

Inflection

Inflection of tentoonstellen (weak, separable)
infinitive tentoonstellen
past singular stelde tentoon
past participle tentoongesteld
infinitive tentoonstellen
gerund tentoonstellen n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular stel tentoonstelde tentoontentoonsteltentoonstelde
2nd person sing. (jij) stelt tentoonstelde tentoontentoonstelttentoonstelde
2nd person sing. (u) stelt tentoonstelde tentoontentoonstelttentoonstelde
2nd person sing. (gij) stelt tentoonstelde tentoontentoonstelttentoonstelde
3rd person singular stelt tentoonstelde tentoontentoonstelttentoonstelde
plural stellen tentoonstelden tentoontentoonstellententoonstelden
subjunctive sing.1 stelle tentoonstelde tentoontentoonstelletentoonstelde
subjunctive plur.1 stellen tentoonstelden tentoontentoonstellententoonstelden
imperative sing. stel tentoon
imperative plur.1 stelt tentoon
participles tentoonstellendtentoongesteld
1) Archaic.

Derived terms

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.