substantiveren

Dutch

Etymology

From substantief + -eren.

Pronunciation

  • (file)

Verb

substantiveren

  1. (grammar, linguistics) to substantivise

Inflection

Inflection of substantiveren (weak)
infinitive substantiveren
past singular substantiveerde
past participle gesubstantiveerd
infinitive substantiveren
gerund substantiveren n
verbal noun
present tense past tense
1st person singular substantiveersubstantiveerde
2nd person sing. (jij) substantiveertsubstantiveerde
2nd person sing. (u) substantiveertsubstantiveerde
2nd person sing. (gij) substantiveertsubstantiveerde
3rd person singular substantiveertsubstantiveerde
plural substantiverensubstantiveerden
subjunctive sing.1 substantiveresubstantiveerde
subjunctive plur.1 substantiverensubstantiveerden
imperative sing. substantiveer
imperative plur.1 substantiveert
participles substantiverendgesubstantiveerd
1) Archaic.

Derived terms

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.