streven

Dutch

Etymology

From Middle Dutch strēven, from Old Dutch *strivon, from Proto-Germanic *stribōną.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈstreː.və(n)/
  • (file)
  • Hyphenation: stre‧ven
  • Rhymes: -eːvən

Verb

streven

  1. (intransitive) to strive [+ naar/tot (for) before a noun / + om (to/for) before a verb]
    • 1847, Christoph von Schmid, "Levensschets van Duitsche vrouwen uit de christelijke oudheid", in De werken van den kanunnik C. von Schmid, naar de laatste, oorspronkelijke, Hoogduitsche uitgave, vol. 13, tr. by J. J. van der Linde, publ. by J. & H. van Langenhuysen, page 11.
      Vele vorsten streefden naar den troon, doch Hendrik behoorde niet tot de mededingers; hij kon zich niet verbeelden, dat hij tot de keizerlijke waardigheid zou opklimmen; want hij en keizer Konradus hadden niet in goede verstandhouding geleefd.
    • 1866, "Een ernstig woord", in E. Gerdes (ed.), Het christelijk zondagsblad voor het Nederlandsche volk, vols. IX and X, page 307.
      Zie den man van zaken; hij koopt, verkoopt, berekent, telt voor- en nadeel op, spekuleert over marktprijzen en geldbelegging, ziet zijne kantoorboeken na, is met zijn geheele hart in zijne zaak, — die man streeft om rijk te worden.
    • 2003, Anke van Hal & Jacques Vink, Trends. Over de relatie duurzaam bouwen en de bouwtrends van de toekomst, Aeneas (publ.), page 16.
      Streven naar leefbaarheid is streven naar duurzaamheid, stellen sommigen dan ook.
    • 2011, Eddy Verbaan, De woonplaats van de faam. Grondslagen van de stadsbeschrijving in de zeventiende-eeuwse Republiek, Uitgeverij Verloren, page 277.
      Hij leverde weliswaar stevige kritiek op zowel katholieken als gereformeerden, maar hij beweerde dat hem hiertoe niet alleen rechtvaardigheid en waarheidszin hadden gedreven, zoals dat een geschiedschrijver betaamt, maar ook dat hij in deze onpartijdigheid expliciet streefde 'tot rust en vrede van 't Gemeen' (fol. (***D)IV.
    Wij streven om de staat omver te werpen.
    We strive to overthrow the state.
    Ze streefde naar meer autonomie op haar werk.
    She strived for more autonomy at her job.
  2. (intransitive, slang) to study hard
  3. (intransitive, obsolete) to move (forward)

Inflection

Inflection of streven (weak)
infinitive streven
past singular streefde
past participle gestreefd
infinitive streven
gerund streven n
present tense past tense
1st person singular streefstreefde
2nd person sing. (jij) streeftstreefde
2nd person sing. (u) streeftstreefde
2nd person sing. (gij) streeftstreefde
3rd person singular streeftstreefde
plural strevenstreefden
subjunctive sing.1 strevestreefde
subjunctive plur.1 strevenstreefden
imperative sing. streef
imperative plur.1 streeft
participles strevendgestreefd
1) Archaic.

Derived terms

Anagrams


Middle Dutch

Etymology

From Old Dutch *strivon, from Proto-Germanic *stribōną.

Verb

strēven

  1. to strive
  2. to struggle, to resist

Inflection

This verb needs an inflection-table template.

Descendants

Further reading

  • streven”, in Vroegmiddelnederlands Woordenboek, 2000
  • streven”, in Middelnederlandsch Woordenboek, 1929
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.