schreeuwlelijk

Dutch

Etymology 1

Alternative forms

  • schreeuwlelijkerd

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈsxreːu̯ˌleː.lək/
  • Hyphenation: schreeuw‧le‧lijk

Noun

schreeuwlelijk m (plural schreeuwlelijks, diminutive schreeuwlelijkje n)

  1. loudmouth, blowhard

Etymology 2

Pronunciation

  • IPA(key): /ˌsxreːu̯ˈleː.lək/
  • Hyphenation: schreeuw‧le‧lijk

Adjective

schreeuwlelijk (comparative schreeuwlelijker, superlative schreeuwlelijkst)

  1. ostentatious, garish, gaudy
Inflection
Inflection of schreeuwlelijk
uninflected schreeuwlelijk
inflected schreeuwlelijke
comparative schreeuwlelijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial schreeuwlelijkschreeuwlelijkerhet schreeuwlelijkst
het schreeuwlelijkste
indefinite m./f. sing. schreeuwlelijkeschreeuwlelijkereschreeuwlelijkste
n. sing. schreeuwlelijkschreeuwlelijkerschreeuwlelijkste
plural schreeuwlelijkeschreeuwlelijkereschreeuwlelijkste
definite schreeuwlelijkeschreeuwlelijkereschreeuwlelijkste
partitive schreeuwlelijksschreeuwlelijkers
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.