nadenken

Dutch

Pronunciation

  • (file)
  • Rhymes: -ɛŋkən

Verb

nadenken

  1. to muse, to get lost in thought

Inflection

Inflection of nadenken (weak with past in -cht, separable)
infinitive nadenken
past singular dacht na
past participle nagedacht
infinitive nadenken
gerund nadenken n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular denk nadacht nanadenknadacht
2nd person sing. (jij) denkt nadacht nanadenktnadacht
2nd person sing. (u) denkt nadacht nanadenktnadacht
2nd person sing. (gij) denkt nadacht nanadenktnadacht
3rd person singular denkt nadacht nanadenktnadacht
plural denken nadachten nanadenkennadachten
subjunctive sing.1 denke nadachte nanadenkenadachte
subjunctive plur.1 denken nadachten nanadenkennadachten
imperative sing. denk na
imperative plur.1 denkt na
participles nadenkendnagedacht
1) Archaic.

Synonyms

Derived terms

Anagrams

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.