kroot

• karoot (obsolete in the sense “beetroot”)
• karote

Borrowed from French carote, variant of carotte.

• IPA^(key): /kroːt/

• Audio

  (file)

• Hyphenation: kroot
• Rhymes: -oːt

kroot f (plural kroten, diminutive krootje n)

1. beet
   • 2012, Carolyn Jess-Cooke, De jongen die demonen zag, tr. by Elvira Veerings, Orlando.

     Hij hield zijn hand omhoog, waarin de paarse bollen van rode kroten aan hun lange, rode uitlopers bungelden, vers van de grond.

   1. (Netherlands) beetroot, red beet
      • 2012, Rien van den Berg & Marc van Oostendorp, Dat is andere taal! Streektalen en dialecten in Nederland, Uitgeverij Unieboek/Het Spectrum.

        Scholtmeijer stelt zich voor hoe een huisvrouw bij de groenteboer vroeg om wortels en rode bieten, terwijl de groenteboer alleen weet had van peentjes en kroten.

• (beet): biet
• (beetroot): rode biet