kostbaar

Dutch

Etymology

From kost + -baar, after German kostbar, from Middle High German kostbære.

Pronunciation

  • (file)

Adjective

kostbaar (comparative kostbaarder, superlative kostbaarst)

  1. valuable, precious

Inflection

Inflection of kostbaar
uninflected kostbaar
inflected kostbare
comparative kostbaarder
positive comparative superlative
predicative/adverbial kostbaarkostbaarderhet kostbaarst
het kostbaarste
indefinite m./f. sing. kostbarekostbaarderekostbaarste
n. sing. kostbaarkostbaarderkostbaarste
plural kostbarekostbaarderekostbaarste
definite kostbarekostbaarderekostbaarste
partitive kostbaarskostbaarders

Descendants

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.