kleurrijk

Dutch

Etymology

kleur (color) + rijk (rich)

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈkløːrɛi̯k/
  • (file)

Adjective

kleurrijk (comparative kleurrijker, superlative kleurrijkst)

  1. colorful

Inflection

Inflection of kleurrijk
uninflected kleurrijk
inflected kleurrijke
comparative kleurrijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial kleurrijkkleurrijkerhet kleurrijkst
het kleurrijkste
indefinite m./f. sing. kleurrijkekleurrijkerekleurrijkste
n. sing. kleurrijkkleurrijkerkleurrijkste
plural kleurrijkekleurrijkerekleurrijkste
definite kleurrijkekleurrijkerekleurrijkste
partitive kleurrijkskleurrijkers
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.