geneeslijk

Dutch

Etymology

From genezen + -lijk

Pronunciation

  • (file)

Adjective

geneeslijk (comparative geneeslijker, superlative geneeslijkst)

  1. curable, healable

Inflection

Inflection of geneeslijk
uninflected geneeslijk
inflected geneeslijke
comparative geneeslijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial geneeslijkgeneeslijkerhet geneeslijkst
het geneeslijkste
indefinite m./f. sing. geneeslijkegeneeslijkeregeneeslijkste
n. sing. geneeslijkgeneeslijkergeneeslijkste
plural geneeslijkegeneeslijkeregeneeslijkste
definite geneeslijkegeneeslijkeregeneeslijkste
partitive geneeslijksgeneeslijkers
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.