bebroedend

Dutch

Pronunciation

  • (file)

Participle

bebroedend

  1. present participle of bebroeden

Declension

Inflection of bebroedend
uninflected bebroedend
inflected bebroedende
comparative
positive
predicative/adverbial bebroedend
bebroedende
indefinite m./f. sing. bebroedende
n. sing. bebroedend
plural bebroedende
definite bebroedende
partitive bebroedends

Anagrams

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.