appelblauwzeegroen

Dutch

Etymology

From a mix of the components of the compounds appelgroen (apple-green) (a compound of appel (apple) + groen (green)) and zeeblauw (sea-blue) (a compound of zee (sea) + blauw (blue)).

Pronunciation

  • IPA(key): /ɑ.pəl.blɑu̯.zeː.ɣrun/
  • Hyphenation: ap‧pel‧blauw‧zee‧groen

Adjective

appelblauwzeegroen (comparative appelblauwzeegroener, superlative appelblauwzeegroenst)

  1. (Belgium) blue green

Inflection

Inflection of appelblauwzeegroen
uninflected appelblauwzeegroen
inflected appelblauwzeegroene
comparative appelblauwzeegroener
positive comparative superlative
predicative/adverbial appelblauwzeegroenappelblauwzeegroenerhet appelblauwzeegroenst
het appelblauwzeegroenste
indefinite m./f. sing. appelblauwzeegroeneappelblauwzeegroenereappelblauwzeegroenste
n. sing. appelblauwzeegroenappelblauwzeegroenerappelblauwzeegroenste
plural appelblauwzeegroeneappelblauwzeegroenereappelblauwzeegroenste
definite appelblauwzeegroeneappelblauwzeegroenereappelblauwzeegroenste
partitive appelblauwzeegroensappelblauwzeegroeners

Synonyms

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.