Siciliaans

Dutch

Etymology

From Siciliaan + -s.

Pronunciation

  • IPA(key): /sisiliˈaːns/
  • (file)
  • Hyphenation: Si‧ci‧li‧aans

Adjective

Siciliaans (comparative Siciliaanser, superlative meest Siciliaans or Siciliaanst)

  1. Sicilian, relating to the island Sicily, its inhabitants or their language and culture

Inflection

Inflection of Siciliaans
uninflected Siciliaans
inflected Siciliaanse
comparative Siciliaanser
positive comparative superlative
predicative/adverbial SiciliaansSiciliaanserhet Siciliaanst
het Siciliaanste
indefinite m./f. sing. SiciliaanseSiciliaansereSiciliaanste
n. sing. SiciliaansSiciliaanserSiciliaanste
plural SiciliaanseSiciliaansereSiciliaanste
definite SiciliaanseSiciliaansereSiciliaanste
partitive SiciliaansSiciliaansers

Noun

Siciliaans n (uncountable)

  1. The Sicilian language (or dialect), as distinct from Italian
  2. The Sicilian chess opening starting with 1. e4 c5.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.