Verheffing (adel)
Volgens de Nederlandse Wet op de Adeldom van 1 augustus 1994 kan verheffing van een Nederlands burger in de adelstand slechts plaatsvinden "bij Koninklijk Besluit" en kan de verheffing "uitsluitend plaatsvinden ten aanzien van leden van het Koninklijk Huis en van voormalige leden daarvan binnen drie maanden na verlies van het lidmaatschap van het koninklijk huis".
De verlening van de titels "Prins of Prinses der Nederlanden" en "Prins of Prinses van Oranje-Nassau" wordt bij of krachtens de Wet lidmaatschap Koninklijk Huis bepaald.[1]
In het verleden was er een ruimere regeling. Tot 1939 werden verdienstelijke Nederlanders, voor zover behorende tot patricische families, in de Nederlandse adelstand verheven. In 1953 besloot de ministerraad dat er geen nieuwe verheffingen, buiten het Koninklijk Huis, zouden plaatsvinden. De wet van 1994 bekrachtigde deze praktijk.
Zie ook
Bronnen, noten en/of referenties
|