Valine

Valine (afgekort als Val of V) is een van de twintig natuurlijk voorkomende aminozuren. Valine bevat als zijketen een apolaire isopropylgroep, wat dit aminozuur een hydrofoob karakter geeft. Valine wordt geclassificeerd als een essentieel aminozuur, wat inhoudt dat het lichaam het aminozuur niet zelf kan vormen en enkel uit voeding kan worden verkregen.

L-Valine
Structuurformule en molecuulmodel
Structuurformule van L-valine
Molecuulmodel van L-valine
Algemeen
Molecuulformule
     (uitleg)
C5H11NO2
IUPAC-naamValine
Andere namen(S)-2-amino-3-methyl-butaanzuur
Molmassa117,15 g/mol
SMILES
CC(C)C(N)C(=O)O
CAS-nummer72-18-4
EG-nummer200-773-6
Beschrijvingessentieel aminozuur, wit poeder
Fysische eigenschappen
Aggregatietoestandvast
Kleurwit
Dichtheid1,23 g/cm³
Smeltpunt295-300 °C
Oplosbaarheid in water88 g/l
Onoplosbaar inethanol, aceton
Evenwichtsconstante(n)pI: 5,96
pKCOOH: 2,27
pKNH2: 9,52
Waar mogelijk zijn SI-eenheden gebruikt. Tenzij anders vermeld zijn standaardomstandigheden gebruikt (298,15 K of 25 °C, 1 bar).
Portaal    Scheikunde

Net als leucine en isoleucine is valine een aminozuur met een vertakte zijketen, en bezit daardoor een aantal belangrijke fysiochemische eigenschappen. De ziekte sikkelcelanemie wordt bijvoorbeeld veroorzaakt door de vervanging van één aminozuur glutaminezuur door valine in het eiwit β-globine. Omdat valine in tegenstelling tot glutaminezuur hydrofoob is, ontstaan sterke veranderingen in de structuur van de rode bloedcel.

Biosynthese

In planten en micro-organismen wordt valine de novo gevormd uit eenvoudige verbindingen.[1] De precursor pyrodruivenzuur wordt via een aantal stappen omgezet in α-ketoisovalerinezuur. Na reductieve aminering van dit molecuul (onder invloed van glutamaat) ontstaat valine.

Bij dieren komt deze biosyntheseroute niet voor en deze organismen zijn dus volledig afhankelijk van valine-opname uit voeding. Voor een volwassen mens geldt een aanbevolen dagelijkse hoeveelheid van ongeveer 4 mg per kilogram lichaamsgewicht.[2] Eiwitrijke voedingsmiddelen als vlees, zuivel, (soja)bonen en groenten zijn goede bronnen van valine.

Eigenschappen

In 1901 werd valine voor het eerst geïsoleerd door Hermann Emil Fischer uit het eiwit caseïne.[3] De naam valine komt van valeriaanzuur, welke op zijn beurt vernoemd is naar de echte valeriaan (Valeriana officinalis), een plant waar de verbinding in relatief grote hoeveelheden in voorkomt.[4]

Volgens de IUPAC-regels worden de koolstofatomen die valine vormen opeenvolgend genummerd beginnend bij 1 van de carboxylkoolstof, tot aan de 4 en 4’ van de twee terminale methylkoolstofatomen.[5]

Valine is een van de natuurlijk voorkomende proteïgene aminozuren, waardoor het deel uitmaakt van vrijwel elk eiwitmolecuul in alle levensvormen. Het aminozuur wordt gecodeerd door de volgende codons in het mRNA: GUA, GUC, GUG en GUU. De algemene formule is R–CH(NH2)–COOH waarbij R=–CH–(CH3)2 (isopropyl).

Bij een Val/Val polymorfisme in het COMT-gen is het risico op schizofrenie 5-maal verhoogd. Door dit polymorfisme wordt dopamine in de hersenen namelijk slechter afgebroken en stapelt het zich op.

Medisch belang

Insulineresistentie

Valine is, net als andere vertakte aminozuren, in verband gebracht met ongevoeligheid voor insuline: er zijn hoge niveaus van valine aangetoond in het bloed van diabetische muizen, ratten en mensen.[kleine-letter 1] Bij insulineresistente muizen (type 2) gaf een dieet met verlaagde niveaus van valine en de andere vertakte aminozuren een verminderde adipositeit en verbeterde insulinegevoeligheid.[7]

Het valine-metaboliet 3-hydroxyisobutyraat bevordert de insulinesistentie van de skeletspieren. De verbinding stimuleert de opname van vetzuren in de spieren, waardoor deze uiteindelijk in de spierweefsels ophopen. Een eiwitarm dieet bij mensen kan de valine-waarden in het bloed doen verlagen, waardoor ook de bloedglucose-waarden afnemen.[8]

Hematopoëtische stamcellen

Valine is essentieel voor de vernieuwing van hematopoëtische stamcellen (HSC), wat aangetoond is in experimenten bij muizen.[9] Een valine-arm dieet leidt tot een selectieve uitputting van HSC’s in het beenmerg. Een succesvolle stamceltransplantatie werd uitgevoerd bij muizen zonder bestraling na 3 weken op een valine-arm voeding te hebben gekregen. Langdurige overleving van de getransplanteerde muizen werd bereikt wanneer valine gedurende een periode van twee weken geleidelijk terugkeerde in het dieet (om het hervoedingssyndroom te voorkomen).

Zie ook

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.