Supermarkt

Een supermarkt is een relatief grote zelfbedieningswinkel waar voedingsmiddelen, waaronder verse groente, brood, vlees, kruidenierswaren en huishoudelijke artikelen worden verkocht. Soms behoren meer soorten artikelen, bijvoorbeeld kleding en medicijnen, ook tot het assortiment, en heeft de winkel deels het karakter van een warenhuis. Supermarkten zijn vaak onderdeel van een keten die in een regio, land of zelfs meerdere landen winkels heeft.

Kassa-afdeling van een grote supermarkt

Geschiedenis

De eerste zelfbedieningszaken verschenen in de Eerste Wereldoorlog in de Verenigde Staten. Vóór die tijd werden voedingsmiddelen verkocht door kleine kruideniers.

Tegen het einde van de twintigste eeuw waaide het supermarktconcept (winkelwagentje vullen en aan het eind afrekenen bij de kassa) ook over naar andere branches zoals doe-het-zelf-, meubelzaken (IKEA) en zaken voor huishoudelijke artikelen (Blokker).

De supermarkt betekende een revolutie voor het boodschappen doen, dat destijds voornamelijk door vrouwen werd gedaan. In plaats van lang in de rij te staan bij de kruidenier konden de vrouwen zelf hun boodschappen uitzoeken en hoefden daarna minder lang in de rij te staan voor de kassa.

De supermarkten betekenden ook een revolutie in verpakkingsmateriaal. Werd bij de kruidenier vrijwel alles afgewogen in aparte papieren zakken verpakt, in de supermarkt ligt alles zo aantrekkelijk mogelijk verpakt, met verschillende merken en verschillende hoeveelheden.

De komst van de supermarkt heeft tot gevolg gehad dat zeer veel kleine, gespecialiseerde winkels verdwenen zijn. Een supermarktketen wordt, als overblijfsel van de kruideniersoorsprong, nog weleens een "grootgrutter" (grutter = kruidenier) genoemd. Supermarktketens die gericht zijn op het aanbieden van zo goedkoop mogelijke producten worden discount of discountwinkel genoemd.

In Nederland

In 1946 startte Chris van Woerkom als eerste met zelfbediening in Nijmegen[1] in 1948 gevolgd door Dirk van den Broek in Amsterdam[2] en in 1949 door Kijkgrijp in Velsen-Noord. Begin jaren vijftig volgden diverse andere zaken.

In 1961 kreeg Nederland een nieuwe Vestigingswet Bedrijven, waarin de eisen tot gescheiden verkoop van vlees, groenten en brood werden geschrapt. Vanaf dat jaar gingen zelfbedieningskruideniers hun assortiment verbreden, en het nieuwe type winkel werd met de Amerikaanse naam "supermarkt" aangeduid. Aanvankelijk trok vaak een slager of groenteboer bij de kruidenier in, en bleef zo nog jaren een semi-zelfstandige. Geleidelijk verdrongen de landelijke ketenbedrijven echter de plaatselijke supers. Met de steeds grotere automobiliteit vestigden zich de allergrootste supermarkten aan de rand van de steden.

Uit onderzoek blijkt dat men in Nederland in 2014 gemiddeld 680 meter moest reizen voor de dichtstbijzijnde supermarkt, onafhankelijk van welke keten dat is.[3]

Albert Heijn - bezat zo'n 35% van de Nederlandse markt in de 2018, de rest was in handen van Jumbo (ongeveer 20%), ketens die lid zijn van inkooporganisatie Superunie (hier zijn meerdere ketens lid van), Aldi (ongeveer 7%) en Lidl (ongeveer 11%).[4]

Kritiek

  • De grote schaal van supermarkten, die voor haar klanten vaak kosten en efficiëntie wil verbeteren, kan wezenlijke economische druk uitoefenen op toeleveranciers en kleinere winkelbedrijven.
  • Het groeiend aantal supermarkten is reden voor het verdwijnen van kleine winkeliers en voor de toegenomen afhankelijkheid onder de klanten van hun auto. Ook heeft de toenemende trend om met de auto naar de supermarkt of het winkelcentrum te gaan een negatieve invloed op het ecologisch evenwicht.

Zie ook

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.