Strubben
Strubben, ook wel strubbel of strubbenbos is in vele streken een naam voor stronken van bomen en heesters, die bij het kappen zijn blijven staan, synoniem van Strobbe [1].
Strubben is grillig gevormd eikenhakhout van struikachtige bomen, ontstaan door het herhaaldelijk oogsten van geriefhout of het aanvreten van de jonge uitlopers door schapen. De meerdere knoestige stammen zijn gegroeid uit een enkele strub die een doorsnede van wel twintig meter kan hebben. Het is de typische verschijningsvorm van eiken in het esdorpenlandschap.
Strubben langs sterk begraasde heidenvelden konden ook ontstaan doordat de schapen ervoor zorgen dat zaailingen niet uitgroeiden tot bomen. De eikenstruiken zagen wel kans afleggers te vormen. De eikenopslag werd hierdoor steeds breder. Toen de begrazing na de negentiende eeuw sterk verminderde vormden zich de opgaande strubben; clusters van grillige gevormde eiken die op vegetatieve wijze uit één moederplant ontstaan zijn.
Zie ook
NotenBronnen
|