Sozialdemokratische Partei Deutschlands
De Sozialdemokratische Partei Deutschlands (SPD, Sociaaldemocratische Partij van Duitsland) is de oudste politieke partij van Duitsland; een van haar voorgangers werd opgericht in 1863, de huidige naam heeft ze sinds 1891. Ze was jarenlang Duitslands grootste partij in ledenaantal (438.000 leden in 2017) en steeds een van de grootste, zo niet de grootste sociaaldemocratische partij in de wereld.
Sozialdemokratische Partei Deutschlands
| ||||
Personen | ||||
Partijleider | Saskia Esken, Norbert Walter-Borjans | |||
Mandaten | ||||
Zetels in de Bondsdag | 153 / 709 | |||
Zetels in de regionale parlementen | 548 / 1.855 | |||
Zetels in het Europees Parlement | 27 / 96 | |||
Geschiedenis | ||||
Opgericht | 23 mei 1863 (ADAV) 7 augustus 1869 (SDAP) | |||
Algemene gegevens | ||||
Actief in | Duitsland | |||
Hoofdkantoor | Willy-Brandt-Haus D-10911 Berlijn | |||
Richting | Centrumlinks | |||
Ideologie | Sociaaldemocratie Europeanisme[1] | |||
Motto | Vrijheid, Gerechtigheid en Solidariteit | |||
Kleuren | Rood | |||
Jongerenorganisatie | Jusos in der SPD | |||
Internationale organisatie | Socialistische Internationale | |||
Europese fractie | S&D | |||
Website | SPD.de | |||
|
In 1918 werd voor het eerst een sociaaldemocraat regeringsleider van Duitsland. In 1933 werd de partij verboden, maar heropgericht in 1945 werd het de op een na belangrijkste partij. In 1969-1982 en in 1998-2005 was de bondskanselier een sociaaldemocraat.
Geschiedenis
Begin en Keizerrijk
De oorsprongen van de SPD gaan terug naar de vroege socialisten van de 19e eeuw, ongeveer sinds 1830 (de Vormärz). De eigenlijke oprichting van haar voorlopers gebeurde in 1863 met de Allgemeiner Deutscher Arbeiterverein (ADAV) van Ferdinand Lassalle, die zelf oorspronkelijk bij de radicale democraten hoorde. In 1869 kwam de radicalere Sozialdemokratische Arbeiterpartei (SDAP) erbij. Beide verenigden zich in 1875 in Gotha tot de Sozialistische Arbeiterpartei Deutschlands (SAPD).
De partij werd in 1878 onder de regering van Otto von Bismarck via de socialistenwet verboden, volgend op twee aanslagen op keizer Wilhelm I, hoewel de partij niets daarmee te maken heeft gehad. Wel kon men nog steeds op de partij of haar kandidaten stemmen, en mede omdat het verbod de toeloop van kiezers niet kon stoppen werd het in 1890 niet verlengd. In 1891 in Erfurt kreeg de partij haar huidige naam; ondanks een meer revolutionair programma op marxistische grondslag toonde de partij zich ook pragmatisch. De vijandelijke houding van de overheid en de "burgerlijke" maatschappij zorgde echter ervoor dat de partij op haar beurt niet aan regeringen wilde deelnemen.
In 1914 steunde de SPD wel de oorlogskredieten, op één lid na, Karl Liebknecht. De SPD werkte vanaf 1917 met de links-liberalen en katholieken samen. In 1917 scheidde een radicale vleugel zich af van de SPD, de Unabhängige Sozialdemokratische Partei Deutschlands (USPD). In 1918/1919 sloot de linkervleugel hiervan zich aan bij de communisten (Kommunistische Partei Deutschlands).
Weimarrepubliek en Hitler-tijd
Een groot verschil maakte voor de SPD het jaar 1918 uit, omdat voor het eerst een sociaaldemocraat in de regering kwam of zelfs regeringsleider werd. Diezelfde (Friedrich Ebert) werd op 11 februari 1919 ook tot de eerste Rijkspresident gekozen. Toch nam de SPD in de Weimarrepubliek niet aan veel regeringen deel, onder meer omdat ze het regeren niet gewend was en bang was dat regeringsdeelname haar onpopulair zou maken. Ze steunde wel de meeste centrumrechtse regeringen van die tijd, tot 1932, om erger te voorkomen.
In 1933 waren de sociaaldemocraten de enigen die nee zeiden tegen een wet die de regering van Adolf Hitler veroorloofde om wetten ook zonder het parlement te maken. Kort daarna werd de partij verboden, vele leiders moesten uit het land vluchten, werden gevangengenomen of gedood. Belangrijke centra van de partij werden Londen, Parijs, Wenen (tot 1938) en Praag (1939). In die tijd noemde de partij zich SOPADE.
Bondsrepubliek
In 1945 mochten de sociaaldemocraten hun partij in de overgebleven delen van Duitsland heroprichten, wel nog gescheiden qua zone. In de Sovjet-bezettingszone moest ze zich in 1946 'verenigen' met de communisten, in de vrije zones werd dat voorkomen onder meer door de inzet van Kurt Schumacher, voorzitter van 1945 tot 1952. Hij had bijna de gehele Hitler-tijd in de concentratiekampen gezeten en wilde niet een tweede dictatuur in Duitsland zien. Desondanks meenden de Verenigde Staten destijds dat de SPD naar het marxisme neigde. Daarom betaalden de VS in 1950 en ook later in de jaren vijftig in het geheim honderdduizenden Duitse mark aan Willy Brandt, die destijds de lijn voorstond van integratie van de Duitse Bondsrepubliek in het Westen.[2]
Mede door de weinig constructieve houding van Schumacher, die sceptisch was over een samenwerking met de westerse mogendheden, verloor de SPD populariteit bij de kiezers. Onder Schumacher, die in 1952 overleed, en zijn opvolger Erich Ollenhauer (voorzitter tot 1963) kwam ze bij de federale verkiezingen niet boven de 32 procent.
Willy Brandt, kanselierskandidaat sinds 1961, voorzitter sinds 1964 en kanselier sinds 1969, lukte het om de partij in 1972 naar de 43 procent te trekken zodat ze zelfs meer kiezers kreeg dan de CDU/CSU. Brandt was kanselier van 1969 tot 1974, toen hij over een DDR-spion struikelde. Hij bleef partijvoorzitter, maar Helmut Schmidt werd kanselier. In 1982 verliet de coalitiepartner FDP de regering en maakte het kanselierschap van de christendemocraat Helmut Kohl mogelijk. Tussen 1982 en 1998 waren de sociaaldemocraten op federaal niveau in de oppositie.
De SPD kon andere linkse partijen lange tijd klein houden, maar in 1983 kwamen de Groenen (nu Bündnis 90/Die Grünen) voor eerst de Bondsdag in. In de eerste jaren waren de Groenen nog niet bereid om een coalitie met de SPD te vormen, maar op den duur werd dit een haalbare optie ook op federaal niveau.
In de DDR was de SPD verboden, ook nog toen in oktober 1989 de Sozialdemokratische Partei in der DDR werd opgericht. Ze herenigde zich in 1990 met de SPD van het westen.
Regering-Schröder 1998-2005
Na de verkiezingen in 1998 werd Gerhard Schröder op 27 oktober 1998 tot bondskanselier verkozen. De regering werd door een coalitie tussen de SPD en Bündnis 90/Die Grünen gevormd. Schröder werd hierdoor de derde sociaaldemocratische kanselier van Duitsland. Zijn regeerstijl wordt, al naargelang de politieke houding, als pragmatisch of populistisch geclassificeerd. Kenmerkend voor Schröder is zijn vaardigheid in de omgang met de media.
Met de verkiezing van Schröder werd voor het eerst na 16 jaar een sociaaldemocraat in het kanselierschap verkozen. Onder meer door het feit, dat voor het eerst politici van de nieuwe sociale bewegingen aan de regering deelnamen, was er snel sprake van het project rood-groen, die een wijziging in de politieke cultuur van Duitsland personifieerde.
In het begin van de eerste legislatuur (1998 tot 2002) was een probleem dat Schröder en de toenmalige minister van Financiën Oskar Lafontaine verschillende opinies over substantiële economische en financiële vraagstukken hadden. In de loop van dit meningsverschil, dat tot een machtsstrijd evolueerde, verliet Lafontaine in 1999 de regering en gaf zijn ambt als partijvoorzitter op. Schröder volgde hem als partijvoorzitter op en verving Lafontaine door Hans Eichel als minister van Financiën.
Nadat het eerste jaar van regeren voor de rood-groene coalitie in een reeks verliezen in de landtagsverkiezingen leidde, kon het kabinet van Schröder zich in de loop van de CDU-spendenaffaire (1999/2000) consolideren. Voor Schröder was het hoofddoel van zijn politiek de werkloosheid in Duitsland te verlagen. Hij slaagde er niet in dit te bewerkstelligen. In 2002 vertrouwde hij Peter Harz de vorming van een hervormingsconcept toe. Schröders hervormingen van de sociale voorzieningen werden niet zozeer door de CDU maar vooral door de linkervleugel van de SPD aan de kaak gesteld. Schröder moest meerdere keren de eenheid van de coalitie door min of meer bedekte ontslagdreigementen waarborgen.
Tijdens de verkiezingen op 22 september 2002 hadden SPD en Groenen een kleine voorsprong. Schröder werd op 22 oktober 2002 tot bondskanselier herkozen.
Voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog traden Duitse troepen op buiten de landsgrenzen: in Kosovo en in Afghanistan. Samen met Frankrijk en Rusland werd geprotesteerd tegen de Amerikaanse invasie in Irak van 2003. De speciale band tussen Berlijn en Washington kwam tijdens de Rood-Groene coalitie tot een einde.
De SPD verloor een aantal deelstaatverkiezingen, zelfs in Noordrijn-Westfalen, waar de SPD sinds 1966 aan het roer was. Op 1 juli 2005 stelde Schröder in de Bondsdag de vertrouwensvraag, die hij opzettelijk verloor. Door het verliezen van de vertrouwensvraag was het mogelijk om aan de Bondspresident de ontbinding van de Bondsdag te vragen en vervolgens nieuwe verkiezingen te houden.
Regeringen-Merkel (2005-2009 en 2013-2017)
De Bondsdagverkiezingen van 2005 werden gehouden op 18 september 2005. Een duidelijke winnaar was er niet: noch een christelijk-liberale coalitie (Union en FDP), noch een sociaaldemocratisch-groene coalitie (SPD en Bündnis 90/Die Grünen) behaalde een meerderheid. De Union had enkele parlementsleden méér dan de SPD. Omdat de SPD geen coalitie met de Linkspartei wilde vormen, en omdat FDP en Groenen niet met elkaar een coalitie in wilden, bleef een "grote coalitie" van CDU/CSU en SPD als enige mogelijkheid over. Het kabinet-Merkel kwam op 22 november tot stand. Schröder verliet de politiek en ging onder meer aan de slag voor een Russisch gasbedrijf.
Franz Müntefering, die in 2004 de voorzitterschap van de SPD van Schröder had overgenomen, trad af toen de partij kort na de verkiezingen zijn secretaris-generaal niet accepteerde. Hij bleef wel minister van Sociale Zaken. De nieuwe voorzitter werd de Brandenburgse minister-president Matthias Platzeck (als eerste Oost-Duitser), maar hij trad al in 2006 af vanwege gezondheidsredenen. Zijn opvolger als SPD-voorzitter werd de minister-president van Rijnland-Palts, Kurt Beck. Onder leiding van Beck kwam de SPD steeds verder in moeilijkheden. In de peilingen maakte de partij een vrije val, ten gunste van de CDU/CSU. Op 7 september 2008 trad Beck bij een partijtop in Potsdam onmiddellijk af als partijvoorzitter, en werd Franz Müntefering als nieuwe voorzitter voorgedragen, die zich het jaar daarvoor uit de politiek had teruggetrokken wegens de ziekte van zijn vrouw. Ook werd Frank-Walter Steinmeier gekozen tot de kandidaat van de sociaaldemocraten bij de Bondsdagverkiezingen van 2009.[3]
De Bondsdagverkiezingen van 27 september 2009 leverden het op een na slechtste resultaat voor de SPD sinds het bestaan van de Bondsrepubliek, met een minus van 11,2 procent. Bondskanselier Merkel vormde hierop een nieuwe regering met de FDP en zonder de SPD. Toen in 1998 Schröder bondskanselier werd, had de SPD 40,9 procent, elf van de zestien ministers-presidenten en 775.000 leden. Bij de verkiezingen in 2009, na elf jaar in de regering, had ze 23 procent, vijf ministers-presidenten en ruim een half miljoen leden. Tussen een linkser geworden CDU en een sterkere Die Linke kwam de partij voor grote inhoudelijke discussies te staan, onder meer over toekomstige coalities met Die Linke. Na vier jaar in de oppositie te hebben gezeten, won de SPD bij de Bondsdagverkiezingen van 2013 weer een aantal zetels terug. De partij boekte niet de grote winst waar op gehoopt was, maar speelde door het grote verlies van de FDP wel een sleutelrol bij de onderhandelingen voor een nieuwe regering. Net als tussen 2005 en 2009 werd een grote coalitie gevormd tussen SPD en CDU/CSU. Deze regering, het Kabinet-Merkel III, trad aan in december 2013.
Heden
In 2017 werd Martin Schulz, voormalig voorzitter van het Europees Parlement, verkozen tot nieuwe partijleider. Hij volgde Sigmar Gabriel op, die ruim zeven jaar de SPD-voorzitter was. Gabriel, die in de partij steeds minder steun en vertrouwen genoot, schoof de populairdere Schulz naar voren als kandidaat-bondskanselier voor de verkiezingen van 2017. Bij de bondsdagverkiezingen zakte de partij van 25,8 procent naar 20.5 procent en bereikte ze de slechtste verkiezingsuitslag sinds de stichting van de Bondsrepubliek.
Sinds 2017 maakt de SPD deel uit van de regering Merkel IV.
Ledenontwikkeling
(Telkens aan het eind van het jaar, afgerond op duizendtallen.)
- 1976: 1.000.000
- 1990: 943.000
- 1994: 849.000
- 1998: 775.000
- 2002: 694.000
- 2003: 651.000
- 2010: 502.000
- 2017: 438.000
De voorzitters van de SPD sinds 1946
Partijvoorzitters SPD
De voorzitters van de SPD-Bondsdagfractie sinds 1949
Periode | Voorzitter |
---|---|
1949 tot 1952 | Kurt Schumacher |
1952 tot 1963 | Erich Ollenhauer |
1963 tot 1967 | Fritz Erler |
1967 tot 1969 | Helmut Schmidt |
1969 tot 1983 | Herbert Wehner |
1983 tot 1991 | Hans-Jochen Vogel |
1991 tot 1994 | Hans-Ulrich Klose |
1994 tot 1998 | Rudolf Scharping |
1998 tot juli 2002 | Peter Struck |
juli 2002 tot okt. 2002 | Ludwig Stiegler |
okt. 2002 tot okt. 2005 | Franz Müntefering |
nov. 2005 tot sept. 2009 | Peter Struck |
okt. 2009 tot dec. 2013 | Frank-Walter Steinmeier |
dec. 2013 - heden | Thomas Oppermann |
SPD-kanselierskandidaten bij de Bondsdagsverkiezingen
Opmerking: De twee grote partijen in Duitsland noemen hun hoofdkandidaat bij Bondsdagverkiezingen kanselierskandidaat. Omdat er geen nationale kieslijsten zijn (maar lijsten per deelstaat), zou een uitdrukking zoals lijsttrekker niet gepast zijn.
Verkiezings- jaar |
Kandidaat | Kanselier geworden? |
---|---|---|
1949 | Kurt Schumacher | Nee |
1953 | Erich Ollenhauer | Nee |
1957 | Erich Ollenhauer | Nee |
1961 | Willy Brandt | Nee |
1965 | Willy Brandt | Nee |
1969 | Willy Brandt | Ja |
1972 | Willy Brandt | Ja |
1976 | Helmut Schmidt | Ja |
1980 | Helmut Schmidt | Ja |
1983 | Hans-Jochen Vogel | Nee |
1987 | Johannes Rau | Nee |
1990 | Oskar Lafontaine | Nee |
1994 | Rudolf Scharping | Nee |
1998 | Gerhard Schröder | Ja |
2002 | Gerhard Schröder | Ja |
2005 | Gerhard Schröder | Nee |
2009 | Frank-Walter Steinmeier | Nee |
2013 | Peer Steinbrück | Nee |
2017 | Martin Schulz | Nee |
SPD-kandidaten voor het bondspresidentschap
De Duitse Bondspresident wordt voor vijf jaar gekozen door de Bondsvergadering gekozen. Dit orgaan bestaat uit de Bondsdagleden en een even groot aandeel van mensen, die door de deelstaatparlementen werden gekozen.
Jaar | Eigen kandidaat | Ondersteunde kandidaat | Verkozen? |
---|---|---|---|
1949 | Kurt Schumacher | Nee | |
1954 | Theodor Heuss (FDP) | Ja | |
1959 | Carlo Schmid | Nee | |
1965 | Heinrich Lübke (CDU) | Ja | |
1969 | Gustav Heinemann | Ja | |
1974 | Walter Scheel (FDP) | Ja | |
1979 | Annemarie Renger | Nee | |
1984 | Richard von Weizsäcker (CDU) | Ja | |
1989 | Richard von Weizsäcker (CDU) | Ja | |
1994 | Johannes Rau | Nee | |
1999 | Johannes Rau | Ja | |
2004 | Gesine Schwan | Nee | |
2009 | Gesine Schwan | Nee | |
2010 | Joachim Gauck (onafhankelijk) | Nee | |
2012 | Joachim Gauck (onafhankelijk) | Ja | |
2017 | Frank-Walter Steinmeier | Ja |
Bondsministers en ministers-presidenten in 2017
Bondsministers in het Kabinet-Merkel III:
- Sigmar Gabriel, Buitenlandse zaken en vicekanselier
- Andrea Nahles, Werkgelegenheid en sociale zaken
- Heiko Maas, Justitie
- Brigitte Zypries, Economische zaken en energie
- Barbara Hendricks, Milieu, Natuurbescherming en Nucleaire Veiligheid
- Katarina Barley, Gezin, Senioren, Vrouwen en Jeugd
Ministers-presidenten van verschillende deelstaten:
- Michael Müller, Berlijn
- Dietmar Woidke, Brandenburg
- Carsten Sieling, Bremen
- Olaf Scholz, Hamburg
- Manuela Schwesig, Mecklenburg-Voor-Pommeren
- Stephan Weil, Nedersaksen
- Malu Dreyer, Rijnland-Palts
Bekende SPD-leden
SPD'ers in het Keizerrijk:
SPD'ers in de Weimarrepubliek:
- Friedrich Ebert, rijkspresident 1919-1925
- Philipp Scheidemann, Reichsministerpräsident 1919
- Hermann Müller, rijkskanselier 1920 en 1928-1930
- Otto Braun, minister-president van Pruisen
- Otto Wels, die in 1933 als laatste sociaaldemocraat in de Rijksdag sprak
SPD'ers in het gedeelde Duitsland:
- Kurt Schumacher, voorzitter 1947-1952
- Otto Grotewohl, SPD-chef in de Sovjet-bezettingszone, naar de SED gegaan
- Carlo Schmid, fractieleider Parlementaire Raad, bondsminister
- Erich Ollenhauer, opvolger van Schumacher 1952-1964
- Herbert Wehner, vicevoorzitter 1958-1973, fractieleider 1969-1982
- Gustav Heinemann, bondspresident 1969-1974
- Willy Brandt, bondskanselier 1969-1974
- Annemarie Renger, voorzitter van de Bondsdag 1972-1976
- Helmut Schmidt, bondskanselier 1974-1982
- Hans-Jochen Vogel, voorzitter van 1987-1991
- Erhard Eppler, bondsminister 1968-1974 en vertegenwoordiger van de linkervleugel
SPD'ers in het herenigde Duitsland:
- Oskar Lafontaine, kanselierskandidaat 1990, bondsminister, voorzitter 1995-1999, SPD-lid tot 2005
- Rudolf Scharping, voorzitter 1993-1995, bondsminister
- Wolfgang Thierse, fractieleider DDR-Volkskammer, Bondsdagpresident 1998-2005
- Gerhard Schröder, bondskanselier 1998-2005
- Johannes Rau, minister-president Noordrijn-Westfalen 1979-1998, bondspresident 1999-2004
- Franz Müntefering, bondsminister, herhaaldelijk partijvoorzitter
- Frank-Walter Steinmeier, bondsminister, lijsttrekker
- Sigmar Gabriel, minister-president Neder-Saksen 1999-2003, bondsminister, partijvoorzitter
Voetnoten
- https://archiv.wahl-o-mat.de/europawahl2019/Positionsvergleich-Europawahl2019.pdf
- NRC Handelsblad schrijft (11 juni 2016) dat dit, kennelijk recentelijk, is “ontdekt” door weekblad Der Spiegel.
- Steinmeier kanselierskandidaat SPD. NOS Journaal, 7 september 2008.
Websites
Politieke partijen in Duitsland | ||||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
|