Soedan

Soedan of Sudan[4] (Arabisch: السودان), Sūdān, officieel de Republiek Soedan of Republiek Sudan, ook wel Noord-Soedan of Noord-Sudan ter onderscheid van Zuid-Soedan, is een land in Afrika. Het grenst aan Egypte en Libië in het noorden, Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek in het westen, Zuid-Soedan in het zuiden, Ethiopië en Eritrea in het oosten, en de Rode Zee in het noordoosten. Het land is lid van de Arabische Liga.

جمهورية السودان
Jumhūriyyat as-Sūdān
(Details) (Details)
Basisgegevens
Officiële landstaalArabisch
HoofdstadKhartoem
RegeringsvormRepubliek
StaatshoofdVoorzitter van de overgangsraad Abdel Fattah al-Burhan
RegeringsleiderPremier Abdalla Hamdok
ReligieIslam, animisme, christendom
Oppervlakte1.861.484 km² [1] (5,2% water)
Inwoners39.154.490 (2008)[2]
37.345.935 (2017)[3] (20,1/km² (2017))
Bijv. naamwoordSoedanees
InwoneraanduidingSoedanees
Overige
VolksliedNahnu Djundulla Djundulwatan
MunteenheidSoedanees pond (SDG)
UTC+2
Nationale feestdag1 januari - Onafhankelijkheidsdag
Web | Code | Tel..sd | SDN | 249
Detailkaart
Portaal    Soedan
Portaal    Landen & Volken

Naam

De naam Soedan komt van het Arabische belad as-sudān (بلاد السودان), hetgeen het land van de zwarten betekent. Het Arabische woord voor zwart is aswad (أسود), meervoud sud (سود). Het gebied kreeg zijn naam van Arabische reizigers en geografen[5][6]. In 1899 vestigden Groot-Brittannië en Egypte een condominium dat zij Anglo-Egyptisch Soedan noemden; dit viel niet samen met de eigenlijke regio Soedan, maar werd er wel naar vernoemd. De benaming 'Anglo-Egyptisch' was een reactie op het in 1890 ontstane Frans-Soedan in West-Afrika. Sinds Anglo-Egyptisch Soedan in 1956 onafhankelijk werd en Frans-Soedan in 1959 ophield te bestaan, kan men met 'Soedan' zowel de Oost-Afrikaanse Republiek Soedan als de regio Soedan bedoelen. Sinds Zuid-Soedan zich in 2011 afscheidde, beperkt het staatkundige begrip zich tot het overgebleven noordelijke gedeelte van de Republiek Soedan oftewel "Noord-Soedan". Meestal onderscheidt men de regio van de staat met het lidwoord "de": in de Soedan (regio); in Soedan (staat).

Geografie

Soedan wordt van zuid naar noord doorsneden door de rivier de Nijl, de Witte Nijl en de Blauwe Nijl. In de hoofdstad Khartoem vloeien de Witte Nijl en de Blauwe Nijl samen in de eigenlijke Nijl, die vandaar verder stroomt via Egypte naar de Middellandse Zee. In Soedan bevinden zich, van noord naar zuid, de oostelijke uitlopers van de Sahara (woestijn), de oostelijke uitlopers van de Sahel (woestijnsteppe) en de Soedan (grassteppe). Deze droge gebieden worden doorsneden door de Witte Nijl, de Blauwe Nijl en de Nijl. Langs deze rivieren bevinden zich de vruchtbaarste gebieden van het land en hier bevindt zich dan ook de grootste bevolkingsconcentratie. Het hoogste punt van Soedan is de Deriba met 3042 meter. De Deriba ligt in het westen van Soedan, in de regio Darfur.

Bestuurlijke indeling

Soedan is onderverdeeld in 18 staten (ولاية, wilãya, letterlijk provincie): Al-Jazirah, Al-Qadarif, Nijl, Blauwe Nijl, Witte Nijl, Ash-Shamaliyah, Khartoem, Noord-Darfoer, Noord-Kordofan, Zuid-Darfoer, Zuid-Kordofan, Kassala, Rode Zee, Sennar, West-Darfoer, West-Kordofan, Oost-Darfoer, Centraal-Darfoer. Laatstgenoemde, "Oost-" en "Centraal-Darfoer" zijn twee nieuwgevormde (bonds)staten in Soedan, die in januari 2012, als uitkomst van het lopende vredesproces in het Darfoerconflict, uit delen van het Darfoer-/Darfurgebied werden gesmeed. De staten zijn verdeeld in districten (محليات, mahaliyat).

Geschiedenis

Egyptische overheersing

Soedan werd van 1821 tot 1881 overheerst door Egypte. In 1821 bracht Mohammed Ali Pasha van Egypte het noordelijke deel van Soedan behalve Darfur onder zijn controle. Hij stichtte daar in het noorden de provincie Nubië met Khartoem als provinciehoofdstad en in het midden Kordofan met hoofdstad El Obeid.[7] Zuid-Soedan werd in 1871 veroverd door Egypte dat daar de provincie Equatoria stichtte; in 1874 lijfde Egypte ten slotte Darfur in.[8]

De Mahdi

Gebied van de Mahdi-opstand in 1885 (groene arcering)

In 1881 begon de zelfverklaarde Mahdi, Mohammed Ahmad ibn Abd Allah, een jihad in de Soedan. Deze Mohammed Ahmad wist met zijn leger in 1883 El Obeid in te nemen en zo de macht in de Egyptische provincie Kordofan over te nemen. De Egyptische gouverneur van de aangrenzende provincie Darfur zag zijn aanvoerlijnen afgesneden en om bloedvergieten te voorkomen gaf hij datzelfde jaar de macht ook over. Mohammed Ahmad veroverde in januari 1885 Khartoem waarbij de gouverneur-generaal Charles George Gordon sneuvelde. Mohammed Ahmad overleed in juni 1885 en zijn bewind werd overgenomen door zijn generaal Abdallahi ibn Muhammad. Met de verovering van Khartoem was sinds 1885 de zuidelijke provincie Equatoria ook afgesneden van aanvoer over de Nijl vanuit het noorden. De Egyptische gouverneur van Equatoria Emin Pasha gaf in 1888 zijn gebied over aan Abdallahi en vluchtte met een reddingsexpeditie onder leiding van Stanley naar Duits-Oost-Afrika. De Mahdisten beheersten toen heel Soedan. In 1898 versloegen de Brits-Egyptische troepen Abdallah ibn Muhammad bij de slag van Karari[9].

Anglo-Egyptisch Soedan

Khartoem in de jaren dertig, regeringsgebouwen en standbeeld van Lord Kitchener

In 1898 wisten de Britten (onder Lord Kitchener) de Soedanese Mahdi-staat te koloniseren en een einde te maken aan het bewind van de (sjiitische) Abdallahi ibn Muhammad[9]. In 1899 sloten het Verenigd Koninkrijk en Egypte, dat praktisch door de Britten bestuurd werd, een verdrag. Besloten werd dat ze Soedan gezamenlijk zouden besturen in een condominium. Soedan heette sindsdien Anglo-Egyptisch Soedan (1899-1956). Het is niet verwonderlijk dat het vooral de Britten waren die de scepter zwaaiden in Soedan.

Reeds in de jaren dertig van de twintigste eeuw ontstonden er twee varianten van het Soedanese nationalisme. De eerste groep streefde een onafhankelijk Soedan onder de Egyptische kroon na (Egypte was tot 1952 een koninkrijk), terwijl de tweede groep de banden met Egypte wilde verbreken.

Centrale moskee in Khartoem in de jaren dertig

In 1952 verleenden de Engelsen en de Egyptenaren Soedan een zekere mate van autonomie en stelden de Soedanese onafhankelijkheid in het vooruitzicht. Premier werd Sayyid Abdel Rahman al-Mahdi van de islamitisch-democratische UMMA Partij, een afstammeling van de vorige Mahdi. President Mohammed Naguib van Egypte, die zelf half-Soedanees was, hoopte dat de Soedanezen na de onafhankelijkheid zouden kiezen voor een unie met Egypte. Het liep echter anders. Premier Ismail al-Azhari van de NUP (Nationale Uniepartij; federalistisch), premier sinds 1954, riep op 1 januari 1956 de onafhankelijkheid uit van de Republiek Soedan. Als collectief staatshoofd werd een Soevereiniteitsraad ingesteld.

Onafhankelijkheid

De regering (een coalitie van de UMMA, de NUP en de conservatieve Socialistische Republikeinse Partij) bleek niet degelijk genoeg om het land te besturen. Het christelijke en animistische (natuurgodsdienstige) Zuiden kwam reeds in 1954 in opstand tegen de (overheersend) Arabische (Noordelijke) regering in Khartoem. Deze toestand leidde tot de staatsgreep van 1958 door generaal Ibrahim Abboud. Abboud werd president en trachtte (overigens zonder succes) de zuidelijke opstand te breken. In een plotselinge uitbarsting van volkswoede werd in "tien dagen die Soedan deden schudden" (21-30 oktober) 1964 het militaire bewind van Abboud ten val gebracht en kwam het bestuur in handen van de burgerlijke partijen. De linkse Sirr al-Khatim al-Khalifah werd president en na een overgangsregering onder Sadiq al-Mahdi (afstammeling van de negentiende-eeuwse Mahdi) werd Azhari opnieuw premier.

Woestijn in Soedan

Weer bleek het parlementaire stelsel niet bij machte de orde en de rust in Soedan te herstellen. Ontevredenheid over het functioneren van de democratie en over het centralisme van de regerende UMMA Partij van Sadiq al-Mahdi, leidde op 25 mei 1969 tot een staatsgreep onder leiding van kolonel Jafaar Mohammed Numeiri. De activiteiten van de politieke partijen werden verboden en er werd een Revolutionaire Commandoraad opgericht waarvan de meeste leden linkse sympathieën hadden. Ook in het kabinet zaten veel linkse figuren. Numeiri nam het voorzitterschap van de Revolutionaire Commandoraad op zich. Soedan heette voortaan de Democratische Republiek Soedan. De nieuwe regering knoopte goede betrekkingen aan met de Oostblok-landen en de Sovjet-Unie, maar ook met de Arabische staten.

Moskee in Port Soedan

Op 19 juli 1971 pleegde de communistisch gezinde generaal Babiker al-Nur Osman - een lid van de Revolutionaire Commandoraad - een staatsgreep en installeerde een communistisch georiënteerde regeringsraad. Numeiri werd door de coupplegers gevangengezet, maar wist spoedig te ontsnappen en met hulp van loyale legereenheden wist hij de coupplegers uit Khartoem te verdrijven (22 juli 1971). Deze couppoging gaf Numeiri de gelegenheid om de communistische sympathisanten uit de regering te ontslaan en de Soedanese Communistische Partij (SCP) te verbieden. Numeiri liet een nieuwe grondwet opstellen, om de oude te vervangen. Volgens de grondwet was Soedan een democratische republiek met een voor zeven jaar gekozen president (die telkens herkozen kon worden), de islam als staatsgodsdienst en de in 1972 door Numeiri opgerichte Soedanese Socialistische Unie (SSU) als enige toegestane partij. In het politbureau van de SSU (waarvan Numeiri de voorzitter was) nam Numeiri de voornaamste religieuze leiders (waaronder Sadiq al-Mahdi) en enkele zuiderlingen op. Numeiri voerde sindsdien een politiek van verzoening met het zuiden, dat een grote mate van autonomie verkreeg en een op islamitische landen gericht buitenlands beleid. Pogingen van Numeiri, Gaddaffi (Libië) en Sadat (Egypte) om tot een Arabische Unie te komen, mislukten evenwel.

De buitenlandse politiek van Numeiri was er ook een van toenadering tot het Westen en in het bijzonder tot de Verenigde Staten van Amerika. Soedan werd in de jaren zeventig en tachtig economisch en militair steeds afhankelijker van de VS. Numeiri was een van de weinige Arabische leiders die de Egyptische politiek van toenadering tot Israël steunde. Numeiri werd daarom ook een goede vriend en bondgenoot van de Egyptische president Anwar Sadat.

Vanaf het einde van de jaren zeventig kreeg het regime van Numeiri een sterk islamitisch karakter. Leden van de (officieel verboden) UMMA Partij en de NUP kregen meer zeggenschap binnen de Soedanese Socialistische Unie. Hassan al-Turabi, een islamist, werd openbaar aanklager. Bij de verkiezingen van 1978 behaalden de 'onafhankelijken' (in feite de kandidaten van de voormalige politieke partijen) een verkiezingsoverwinning. In 1983 werd de sharia, de islamitische wet, ingevoerd. Dit stuitte op weerstand van het christelijke en animistische zuiden, maar ook op dat van het reformistisch-islamitische Republikeinse Broederschap (RBH). President Numeiri liet zich steeds meer adviseren door geestelijk leiders en traditionele sjeiks. De (officieel illegale) Moslimbroederschap (MBH), waarbinnen zich naast democraten, ook fundamentalisten bevonden, werd de voornaamste bondgenoot van Numeiri's islamitische politiek. In januari 1985 werd de leider van de RBH, Mahmoed Mohammad Taha, gearresteerd en geëxecuteerd wegens zijn kritiek op de sharia-interpretatie van het regime.

In 1983 nam Numeiri de titel imam aan. Tegelijkertijd nam hij echter maatregelen tegen zijn voornaamste bondgenoot, de MBH, die naar de mening van Numeiri te veel invloed had gekregen. Deze openlijke aanval op de MBH zorgde voor toenemende onrust en in 1984 werd Soedan geteisterd door stakingen uit onvrede over het dictatoriale regime van president Numeiri. Toen Numeiri in april 1985 terugkeerde van een bezoek aan de Verenigde Staten, pleegden officieren onder leiding van generaal Abdel Rahman Mohammed Siwar al-Dahab een staatsgreep. De SSU werd verboden en Numeiri ging in ballingschap in Egypte.

De nieuwe regering richtte de Voorlopige Militaire Raad op met Siwar al-Dahab als voorzitter. Hoewel de coup een zuiver militaire aangelegenheid was, werd hij gesteund door een politiek platform dat bestond uit de Moslimbroederschap, de Republikeinse Broederschap, de Socialistische Partij, de Democratische Unie Partij, de Baathpartij, de UMMA en de NUP, de Soedanese Communistische Partij en het nieuwe Nationaal Islamitisch Front (NIF). In mei 1986 werd Ahmad Ali al-Mirghani van de Democratische Unie Partij (DUP) president. De gematigde Mahdi-leider Sadiq al-Mahdi werd opnieuw premier. In 1988 werd een akkoord bereikt met de Zuid-Soedanese onafhankelijkheidsbeweging (SPLM).

Khartoem in 2003

Dit korte democratische experiment kwam echter op 30 juni 1989 abrupt tot een einde toen het leger een coup pleegde en een einde maakte aan het bewind van Sadiq al-Mahdi, die gevangengezet werd. Er kwam een vijftienkoppige Revolutionaire Commandoraad voor de Nationale Redding (sinds 1993 gewoon Revolutionaire Commandoraad geheten). Voorzitter van de Raad werd generaal Omar al-Bashir, die tevens president van de republiek werd en opperbevelhebber van het leger. De post van premier werd opgeheven, waardoor vrijwel alle macht in handen van de Revolutionaire Commandoraad kwam. Politieke partijen werden niet verboden, maar het werd de partijen niet toegestaan om mee te doen aan verkiezingen. Onder president al-Bashir nam niet alleen de rol van het leger toe, maar ook die van het islamitische NIF. Het NIF - men mag zelf beoordelen of deze organisatie fundamentalistisch is - was actief betrokken bij de coup en voorstander van de invoering van de sharia. De sharia was reeds onder president Numeiri ingevoerd, maar nooit in haar geheel. Bovendien was de uitvoering van de sharia in Zuid-Soedan door premier al-Mahdi in 1988 opgeschort in het kader van de onderhandelingen met de SPLM. Toch waren de betrekkingen tussen de Revolutionaire Commandoraad en het NIF in het begin nog niet zo hecht. Toch zocht president al-Bashir in de loop van 1990 contact met het NIF, wat het begin van de machtsinvloed van het NIF op het staatsbestel werd. In 1991 werd de sharia opnieuw van kracht, behalve in Zuid-Soedan. NIF-voorzitter Hassan al-Turabi, de voormalige algemeen aanklager onder Numeiri (hij is overigens ook familie van Sadiq al-Mahdi en afstammeling van een andere Mahdi dan de negentiende-eeuwse Mahdi), werd een van de sleutelfiguren van het nieuwe regime, ofschoon hij tot 1996 niet eens tot de regering behoorde. In 1992, na de oprichting van een parlement (Nationale Assemblee), werden alle parlementszetels gevuld met leden van de Nationaal Democratische Alliantie (NDA). In werkelijkheid waren/zijn bijna alle leden van de NDA aanhangers en/of leden van het NIF.

De burgeroorlog in het zuiden ging gewoon door (sindsdien ook voorgesteld als een jihad). De SPLM en Sadiq al-Mahdi (inmiddels vrijgelaten) probeerden in 1993 gezamenlijk een staatsgreep te plegen, die echter stuk liep. Hierna verhevigde de burgeroorlog zich en bereikte daarna een piek. (Zie voorts, hieronder; Conflict in Darfur)

Burgeroorlog in Zuid-Soedan van 1954 tot 2005

De tegenstellingen tussen het noorden en het zuiden zijn groot te noemen. Dit wordt nog eens verergerd door de al sinds 1954 woedende burgeroorlog – met een pauze van 1972 tot 1983 – tussen het autoritair islamitische bewind in het noorden en verschillende rebellenlegers in het zuiden. Volgens Amnesty International[10] zijn tijdens de burgeroorlog continu, op grote schaal, mensenrechten geschonden. De strijd om de nieuwe olievelden in het zuiden heeft dit verergerd. Sinds juli 2002 is er, onder internationale druk, geprobeerd een vredesregeling te treffen.

Op 9 januari 2005 hebben de twee belangrijkste strijdende partijen, de SPLA en de regering in Khartoem, een vredesovereenkomst getekend. Dit akkoord staat bekend als het Comprehensive Peace Agreement (CPA). Het akkoord bestaat uit 6 protocollen:

  1. Machakos Protocol, 20 juli 2002;
  2. Agreement on Security Arrangements During the Interim Period, 25 september 2003;
  3. Agreement on Wealth Sharing During the Pre-Interim and Interim Period, 7 januari 2004;
  4. Protocol Between the Government of Sudan and the Sudan People’s Liberation Movement on Power Sharing, 26 mei 2004;
  5. Protocol Between the Government of Sudan and the Sudan People’s Liberation Movement on the Resolution of Conflict In Southern Kordofan/Nuba Mountains and Blue Nile States, 26 mei 2004;
  6. Protocol Between the Government of Sudan and the Sudan People's Liberation Movement on the Resolution of the Conflict in Abyei Area, 26 mei 2004.

Binnen drie jaar dienen er verkiezingen gehouden te worden en na zes jaar heeft er een referendum plaats waarbij de bevolking van Zuid-Soedan zich mag uitspreken of Zuid-Soedan als een onafhankelijke staat, of als deel van Soedan wil voortbestaan. Op 9 januari 2011 vond dat referendum plaats en ca. 99 procent van de Zuid-Soedanezen stemde voor de onafhankelijkheid.

Burgeroorlog in de regio Darfur van 2003 tot 2016

In de regio Darfur (of Darfoer) kwam men na het staakt-het-vuren in Zuid-Soedan in opstand tegen de centrale regering. Dit heeft tot een burgeroorlog geleid waarbij er sprake is van etnische zuiveringen en vermeende genocide. In 2008 schatten de Verenigde Naties (VN) het aantal doden in Darfur op 300.000. De Soedanese regering ontkent dit en spreekt over 10.000 doden. Miljoenen mensen zijn op de vlucht en wonen in kampen. De Afrikaanse Unie (AU) en de VN zijn in Soedan/Darfur aanwezig met een vredesmacht.

2011-heden: Verkleind (Noord-)Soedan

In 2011 heeft een overgrote meerderheid van de Zuid-Soedanezen gestemd voor een splitsing van het land. Volgens de officiële uitslag, die maandag 7 februari 2011 werd gepubliceerd, stemde 98,83 procent voor de onafhankelijkheid van Zuid-Soedan. De Soedanese president Omar al-Bashir ondertekende eerder op de dag al een document waarmee hij de onafhankelijkheid van het zuiden van het land heeft geaccepteerd.

Op zaterdag 9 juli 2011 is Zuid-Soedan onafhankelijk geworden. De precieze grens tussen de republiek Soedan en de republiek Zuid-Soedan is echter nog betwist, aangezien enkele regio's zich volgens de onder VN-supervisie gemaakte afspraken nog moeten uitspreken over hun voorkeur.

2018-2019: Militaire staatsgreep

Ten gevolg van een economische crisis ontstonden in december 2018 grote demonstraties in verschillende Soedanese steden. De bevolking protesteerde niet alleen tegen de stijgende voedselprijzen, maar eiste ook het aftreden van president Omar al-Bashir. Omdat de protesten aanhielden, riep al-Bashir op 22 februari 2019 de noodtoestand uit. Tijdens een militaire staatsgreep op 11 april van dat jaar werd de president na dertig jaar afgezet en opgepakt door de Soedanese Volkskrijgsmacht. Generaal Ahmed Awad Ibn Auf nam de macht over, maar kreeg eveneens te maken met hevige protesten, omdat hij werd gezien als een hoofdfiguur van de oude regering en weigerde om al-Bashir uit te leveren aan het Internationaal Strafhof. Na één dag trad Auf weer af en wees Abdel Fattah al-Burhan aan als zijn opvolger, die het land gedurende een tweejarige transitieperiode moet leiden. De Soedanese bevolking bleef echter demonstreren voor een snellere overgang naar een democratische burgerregering.

Bevolking

De bevolking van Soedan - inclusief de in 2011 afgescheiden en onafhankelijk geworden Zuid-Soedan - is geconcentreerd aan de oevers van de grote rivieren en overwegend Arabisch, die sinds de onafhankelijkheid van Soedan de macht hebben in het land. De islam is de overheersende religie in Soedan en het land wordt daarom ook gerekend tot de islamitische wereld.

De Soedanese regering heeft in 1993 een volkstelling gehouden, de census kwam toen uit op 25 miljoen inwoners. Door diverse burgeroorlogen is een nieuwe volkstelling uitgebleven. In 2006 schatten de Verenigde Naties het aantal inwoners van Soedan op ongeveer 37 miljoen, in 2008 schatte de CIA het aantal inwoners op 40 miljoen. Vooral de bevolking in de regio Khartoem nam toe, het aantal inwoners van die regio werd in 2006 geschat op rond de 7 miljoen mensen, onder wie 2 miljoen vluchtelingen uit het door oorlog getroffen zuiden van Soedan. Wegens aanhoudende droogte trokken ook mensen uit het westen en oosten van Soedan naar de regio Khartoem. Zoals in de meeste Afrikaanse landen leven de mensen in Soedan in stammen. Soedan telt 597 stammen die 400 verschillende talen en/of dialecten spreken.

In het noorden van Soedan - waar de meeste stedelijke gebieden te vinden zijn inclusief de hoofdstad Khartoem - wonen circa 22 miljoen mensen. De meeste noorderlingen zijn Arabischsprekende moslims, zij zijn weer verdeeld in stammen, ieder met hun eigen dialect. Omdat het onderwijs in het noorden in het Arabisch gegeven wordt, spreekt vrijwel iedereen ook die taal naast zijn eigen dialect. De Noord-Soedanezen zijn alleen Arabisch te noemen door hun cultuur en taal en niet door hun raciale afkomst. De Soedanezen in het noorden stammen af van de Nubiërs net als de Ethiopiërs en Eritreeërs. Noord-Soedan had al voor de westerse jaartelling sterke banden met de Arabische wereld, vanaf het jaar 600 is die invloed toegenomen tegelijk met de opkomst van de islam. In die periode verhuisden er ook veel Arabieren van het Arabisch Schiereiland naar Soedan. Hierdoor werd de Arabische cultuur, religie en taal dominant in Noord-Soedan. Een overgrote meerderheid van de inwoners van Noord-Soedan definieert zichzelf inmiddels als Arabier.

In het noordwesten van Soedan ligt de regio Darfur, de inwoners leven net als elders in stamverband. Er wonen Arabieren met een Nubische achtergrond en zwarte Afrikanen. Beide groepen hebben de Arabische taal en cultuur overgenomen en hangen de islam aan. De conflicten in Darfur hebben dan ook geen religieuze achtergrond, zoals dat wel het geval was en is tussen Noord- en Zuid-Soedan. Het conflict in Darfur heeft een etnische basis.

Energievoorziening

In 2014 produceerde (Noord-)Soedan 16 miljoen ton olie-equivalent (Mtoe), vooral biobrandstof en afval 58% en ruwe olie 37%. (1Mtoe = 11,63 TWh, miljard kilowattuur). Dat was meer dan nodig voor de energievoorziening, het TPES (total primary energy supply): 15 Mtoe. Het land exporteerde 1 Mtoe fossiele brandstof meer dan het importeerde.

Van de energie ging ongeveer 5 Mtoe verloren bij conversie in de energie industrie. Voor eindgebruikers resteerde 10 Mtoe waarvan 0,8 Mtoe = 9 TWh elektriciteit[11] die voor 78% met waterkracht opgewekt werd.[12]

De uitstoot van kooldioxide was 13 megaton, dat is 0,3 ton per persoon,[13] bijna niets vergeleken met het wereldgemiddelde 4,5 ton per persoon.[14]

Terugkeer van slavernij

Volgens de Soedanese geleerden Ushari Mahmoud en Suleiman A. Baldo is slavernij en slavenhandel in Soedan sinds 1986 officieus weer ingevoerd als onderdeel van de repressie (oorlogvoering) in West- en vooral Zuid-Soedan. Volgens Africa Watch worden kinderslaven doorverkocht aan een tweede en/of derde patroon en er zijn veel verhalen over mishandeling van deze kinderen zoals verkrachting, gedwongen concubinaat, slagen, overdreven werklast en onvoldoende voeding. De Soedanese regering is hiervan volledig op de hoogte maar de slavenmakers en slavendrijvers zijn bondgenoten van de regering die onvoldoende geld heeft voor haar staand leger. Opgedane buit en slaven zijn de legitieme beloning voor de met de regering samenwerkende stammen.[15] Ook worden rechtstreeks uit de Soedanese vluchtelingenkampen door Soedanese Arabieren kinderen van hun wanhopige ouders als slaaf gekocht.[16]

Vrouwenbesnijdenis

Soedanees meisje uit Khartoem

Een ander probleem waar veel meisjes en vrouwen in Soedan mee te maken krijgen, is vrouwenbesnijdenis. Voor een zeer groot deel van de bevolking is dit nog steeds gebruikelijk, hoewel er inmiddels vanuit het Westen, maar ook vanuit Islamitische landen protesten opklinken tegen dit gebruik. Bij vrouwenbesnijdenis worden de vrouwelijke externe genitaliën, gedeeltelijk of helemaal weggesneden. Dit leidt tot problemen bij menstruatie, urineren, seksueel verkeer en bij bevallingen; problemen die regelmatig tot het overlijden van vrouwen leiden. De meeste meisjes worden besneden wanneer ze een jaar of 8 zijn en dit gebeurt vaak onder primitieve omstandigheden, waarbij sommige meisjes komen te overlijden. Veel mannen willen echter alleen met een besneden meisje trouwen, een reden waarom veel moeders zich geroepen voelen om hun dochters te laten besnijden, ondanks de bezwaren die eraan kleven. Meisjes kunnen in Soedan vanaf de leeftijd van tien jaren worden uitgehuwelijkt.

Zie ook

Zie de categorie Sudan van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.