Sodurado

Sodurado is een verdedigingssport. Het is een mix van de beste technieken uit verschillende vechtsporten. Als basis heeft sodurado judo, maar je mag ook schoppen en stoten. Het is zeker geen agressieve sport. Je leert dat je moet proberen een gevecht te vermijden en alleen aan te gaan als het écht moet. Puur uit zelfverdediging dus.

Sodurado vergroot het gevoel voor veiligheid. Men leert niet alleen de technieken, maar ook de gedachten achter de sport zelf.

Geschiedenis

De geschiedenis van sodurado begon pas in de jaren 80. Een groep topleraren van verschillende vechtsporten besloot om samen te gaan werken en één sport te maken van al hun technieken. Zij deden: judo, karate, taekwondo, thaiboksen, jiujitsu, ninjutsu en verschillende kung fu stijlen. De combinatie van pak- en klemsporten en schop- en stoot sporten was het beste. Sodurado kwam niet uit één land, maar was door topmeesters uit verschillende landen ontworpen. Ze bedachten een naam in een soort mix van alle talen: Sodurado. Dit betekent: "De weg van de vijf elementen". Dat komt doordat je bij iedere band een element leert "beheersen/gebruiken". De eerste band is de bruine band. Dit staat voor Aarde, voor de basistechnieken. Zo is er voor iedere band een element.

In 1997 zijn er voor het eerst officiële richtlijnen voor examens gesteld. Waarbij het beheersen van verschillende stijlen. Zo is er de kattenstijl, de apenstijl of de stijl van bijvoorbeeld de vuurkabouter. Lichamelijke vaardigheden, zoals de radslag en handstand leer je ook. Net zoals het verdedigen met wapens: stokken, zwaarden (eerst hout), ketting en nunchaku (nunchaku = twee korte stokken (hout/ijzer/kunststof) met een touw ertussen).

Lesinhoud

Lessen verschillen per leeftijd.

Men begint met groeten. Dan zit iedereen op zijn knieën in een rij langs één kant van de dojo (judomat). De leraar/lerares er tegenover. De voorste in de rij zegt: "osena" en dan buigt iedereen een beetje, terwijl de handen tegen elkaar gevouwen zijn. Ze zeggen dan: "us", gaan staan en buigen nog een keer.

Daarna komt de warming-up. Vervolgens leert men verschillende technieken. De jongste kinderen (kleuters) leren vooral met hun eigen lichaam omgaan en dat van anderen. Bijvoorbeeld stoeien, goed leren vallen en koprollen. Ook leren ze de eerste grepen en worpen.

De wat oudere kinderen leren moeilijkere grepen en worpen. Ze beginnen zelfs al met schoppen en stoten. Dit wordt vaak geoefend op een schop kussen, maar soms ook al tegen elkaar in een duel of in een spar-wedstrijd.

Kinderen uit groep 6/7/8 leren nieuwe worpen, grepen, schoppen, stoten en klemmen. Ze leren ook deze toe te passen in een wedstrijd en eventueel zelfs in de praktijk.

Vanaf dertien jaar gaat men hiermee door, maar is het allemaal net even wat moeilijker. Naarmate je ook hoger komt qua band, worden de wedstrijdjes wat serieuzer en harder. Men mag steeds meer.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.