Sneeuw

Sneeuw is een vorm van neerslag die bestaat uit ijskristallen. In Nederland en België valt gemiddeld op ongeveer 30 dagen per jaar sneeuw,[1] maar er gaan jaren voorbij zonder sneeuwval van betekenis. De hoeveelheden zijn er bovendien gemiddeld klein vanwege het ontbreken van stuwingsneerslag. Anders is dit bijvoorbeeld in een gebied als het Kleinwalsertal in Oostenrijk of Oregon in het noordwesten van de Verenigde Staten. In dat laatste gebied zijn sneeuwhoogtes van vijf meter geen uitzondering. Wel kunnen boven de Noordzee boven het relatief warme zeewater makkelijk zware sneeuwbuien ontstaan die bij een noordelijke stroming met name op de Waddeneilanden buitengewoon forse hoeveelheden sneeuw kunnen achterlaten, zoals in 1987 op Terschelling.

Winter met sneeuw op de Sjipkapas in Bulgarije, 2006

Als er tijdens de kerstdagen sneeuw ligt, dan is er sprake van een witte kerst.

Ontstaan

Foto's van sneeuwkristallen, rond 1902 gemaakt door Wilson Bentley, Jericho, Vermont. Uit Studies among the Snow Crystals. Annual Summary of the Monthly Weather Review for 1902.
Het bedevaartplaatsje Warfhuizen in de sneeuw, 2004

Bij temperaturen onder het vriespunt vormt sneeuw zich wanneer waterdamp tot ijskristallen verrijpt zonder tussenvorm van waterdruppels. Dit proces vindt vooral plaats tussen −5 en −20 °C en optimaal bij een temperatuur rond −12 °C. Bij deze waarde is het verschil in de dampdruk ten opzichte van water en ijs het grootst en gaan watermoleculen van onderkoelde waterdruppels naar vrieskernen. Deze vrieskernen dienen als een soort katalysator en brengen de bevriezing versneld op gang. Door botsingen onderling en op de weg naar beneden groeien deze ijsdeeltjes geleidelijk aan tot sneeuwkristallen. Deze kunnen allerlei vormen hebben, maar ze zijn altijd zespuntig (hexagonaal), zoals goed te zien is op foto's die amateurwetenschapper Wilson Bentley al in 1902 maakte.

Wanneer het waait, klitten de sneeuwkristallen, vaak in de vorm van sterren, op hun weg naar de aarde samen en vormen een vlok. Zo'n vlok bestaat uit wat ijs en heel veel lucht tussen de ijsnaaldjes, zo ongeveer als een kussen vol veren met lucht ertussen. Vlokken zijn onregelmatig, klein of groot, maar wanneer het windstil is, dwarrelen ze één voor één naar beneden. Vlokken vormen zich met name in voldoende vochtige lucht die niet al te koud is. Bij vrij lage temperaturen in drogere lucht vallen dikwijls losse sneeuwkristallen. In de poolstreken komt dit vaak voor.

Overlast

Sneeuw kan voor overlast zorgen, niet alleen door gladheid maar vooral bij natte sneeuw ook door vermindering van het zicht. Tijdens zware sneeuwval neemt het zicht sterk af, vergelijkbaar met mist. Met name de eerste sneeuw van het seizoen of plotselinge sneeuwbuien leveren problemen op. Tijdens periodes met herhaaldelijk sneeuw en winterse buien is de weggebruiker eraan gewend en past het verkeer zich aan. Grote hoeveelheden sneeuw op de weg kunnen worden bestreden met behulp van sneeuwschuivers.

Sneeuw veroorzaakt de grootste problemen wanneer de neerslag valt bij vorst, vooral bij matige tot strenge vorst. Als het dan ook hard waait, gaat de sneeuw stuiven en ontstaan sneeuwduinen. Wanneer in Nederland sneeuw wordt verwacht bij windkracht 6 of 7 geeft het KNMI een weeralarm uit voor sneeuwjacht. Bij windkracht 8 of meer en sneeuw geldt een weeralarm voor sneeuwstorm. Ook bij aanhoudend zware sneeuwval met op grote schaal meer dan 5 cm per uur en een vers sneeuwdek van ten minste 5,5 cm wordt een weeralarm uitgegeven. Zulke omstandigheden zijn gevaarlijk voor het verkeer en leiden tot grote overlast. Sneeuw zelf is niet glad, maar wordt door het verkeer tot glad ijs gereden.

Op hellingen kan de sneeuwlaag in beweging komen en lawines veroorzaken die grote schade kunnen veroorzaken.

Als er veel sneeuw valt, kunnen daken van gebouwen het soms begeven door de sneeuwbelasting.

Dichtheid

De dichtheid van verse sneeuw bedraagt circa 100 kg/m3; de waarde hangt sterk af van de hoeveelheid lucht die tussen de ijskristallen aanwezig is oftewel de mate waarin de sneeuw samengedrukt is. Wanneer de sneeuw platgetrapt of platgereden is, is de dichtheid veel hoger. Door de tijdelijke druk kan de sneeuw even smelten en weer bevriezen, waardoor de dichtheid kan oplopen tot die van solide ijs: 917 kg/m3 bij 0 °C. Dat is nog steeds minder dan dat van water: 997 kg/m3 bij kamertemperatuur. Een vuistregel is dat 1 eenheid regen gelijk is aan 8 eenheden sneeuw, dat wil zeggen dat er voor 1 cm sneeuw 1,25 mm regen nodig is. Sneeuw heeft tevens een geluiddempende werking. Nadat er een redelijk pak is gevallen is merkbaar hoe relatief rustig het is in de omgeving.

Soorten

Er zijn vele soorten van sneeuw. Wat betreft de soort sneeuwval en het soort sneeuwdek:

Sneeuwval

  • Natte sneeuw: sneeuw gemengd met regen of half gesmolten sneeuwvlokken. De vlokken zijn vaak groot. In België spreekt men van smeltende sneeuw.
  • Droge sneeuw: sneeuw in kleinere vlokken zonder vloeibare component.
  • Motsneeuw: sneeuw in (natte) vlokjes van hooguit 5 mm groot.
  • Poedersneeuw: sneeuw in fijne droge vlokjes van hooguit 5 mm groot.
  • Korrelsneeuw: sneeuw in onregelmatig gevormde korrels (zacht en samendrukbaar) tot 5 mm groot.
  • Driftsneeuw: sneeuw die al gevallen is en door een krachtige wind zich ophoopt.
  • Poolsneeuw: sneeuw in de vorm van glassplinters bij temperaturen fors onder nul.
  • Lichte sneeuw: sneeuw in kleine vlokjes of sneeuw die minder intensief valt.
  • Stuifsneeuw: al gevallen sneeuw die door de wind wordt verstoven (synoniem aan driftsneeuw).

Sneeuw op de grond

Sneeuw die op de grond gelegen is wordt bij het skiën onderscheiden in verschillende soorten.[2]

  • Poedersneeuw: een zachte sneeuw van kleine vlokjes en kristallen
  • Crud: oneffen ondergrond met losse en compacte sneeuw
  • Crust: bovenop zachtere sneeuw een laag met een harde korst als gevolg van een gesmolten bovenlaag die weer bevroren is
  • Slush: natte sneeuw dat door het smelten relatief veel water bevat
  • IJs: een harde, vrij gladde ondergrond als gevolg van sneeuw die gesmolten is en weer bevroren is

Afbeeldingen uit de elektronenmicroscoop

De onderstaande afbeeldingen zijn gemaakt met een elektronenmicroscoop. Dit apparaat kan nog veel fijnere details laten zien dan een lichtmicroscoop.

Records

Wereldwijd

Van 19 februari 1971 tot 18 februari 1972 viel er meer dan 31 m sneeuw in Paradise op Mount Rainier in de staat Washington (Verenigde Staten). Dat is de grootste hoeveelheid sneeuw die ooit in een jaar in een gebied gemeten werd.

Nederland

In Nederland woedde op 14 en 15 februari 1979 in het noorden een zware sneeuwstorm die sneeuwduinen opwierp van meer dan twee meter hoog. Steden en dorpen waren tijdelijk van de buitenwereld afgesloten; trein- en autoverkeer waren amper meer mogelijk.

De sneeuw in januari 1987 op Terschelling kwam tot circa 80 cm, de grootste niet-opgewaaide sneeuwhoogte in Nederland. Buys Ballot nam 60 cm waar in Zaltbommel in 1867. In Sneek en Heeg (Friesland) kwam in maart 2005 een sneeuwdek voor van respectievelijk 54 en 50 cm. In december 2009 werd in Ureterp (Friesland) een sneeuwdek van 70 cm gemeten.[3] Hierbij zijn geen sneeuwduinen in de metingen meegenomen.

België

In België werd het record gevestigd in de Hoge Venen. In 1942 en 1952 werd er meer dan een meter sneeuw opgetekend op Botrange (695 m boven zeeniveau[4]). De grootste sneeuwhoogte ooit gemeten in België is officieel: 1,15 m.[5]

Symbolen

WMO (SYNOP): 68 en 69 (gemengd met regen); 70 t/m 75 (77 = motsneeuw 78 = poolsneeuw)
ICAO (METAR/SPECI/TAF): SN, SG (=motsneeuw) (licht: -SN matig: SN zwaar: +SN)

De volgende symbolen worden gebruikt op weerkaarten:

SymbolenNr.Beschrijving
20 Motregen of motsneeuw in het afgelopen uur
22 Sneeuw in het afgelopen uur
23 Regen en sneeuw, of ijsregen in het afgelopen uur
26 Sneeuwbui, of regen- en sneeuwbui in het afgelopen uur
27 Hagelbui of korrelsneeuwbui in het afgelopen uur
68 Lichte regen en sneeuw en/of motregen met sneeuw
69 Matige of zware regen en sneeuw en/of matige of zware motregen met sneeuw
70 Lichte sneeuw met onderbrekingen
71 Lichte sneeuw zonder onderbrekingen
72 Matige sneeuw met onderbrekingen
73 Matige sneeuw zonder onderbrekingen
74 Zware sneeuw met onderbrekingen
75 Zware sneeuw zonder onderbrekingen
77 Motsneeuw, met of zonder mist
78 Poolsneeuw (kleine geïsoleerde sneeuwkristallen)
83 Lichte sneeuw- en regenbui
84 Matige of zware sneeuw- en regenbui
85 Lichte sneeuwbui
86 Matige of zware sneeuwbui
87 Lichte korrelsneeuwbui, met of zonder regen en/of regen en sneeuw
88 Matige of zware korrelsneeuwbui, met of zonder regen en/of regen en sneeuw
89 Lichte hagelbui, met of zonder regen en/of regen en sneeuw, en nog zonder donder
90 Matige of zware hagelbui, met of zonder regen en/of regen en sneeuw, en nog zonder donder
93 Onweer in het afgelopen uur en lichte sneeuw, regen en sneeuw, of hagel op het moment van waarneming
94 Onweer in het afgelopen uur en matige of zware sneeuw, regen en sneeuw, of hagel op het moment van waarneming
95 Licht of matig onweer met regen, sneeuw, of regen en sneeuw
96 Licht of matig onweer met hagel of korrelsneeuw
97 Zwaar onweer met regen of sneeuw
99 Zwaar onweer met hagel of korrelsneeuw

Sneeuw als bouwmateriaal

In koude gebieden met veel sneeuw wordt sneeuw toegepast als bouwmateriaal. Er kunnen kleine iglo's of sneeuwhutten van gemaakt worden, maar ook grote sneeuwhotels. In deze toepassing wordt compacte sneeuw vaak in uitgezaagde of gecomprimeerde blokken verwerkt, maar ook als opgespoten berg die dan uitgehold wordt. Sneeuw wordt ook door sneeuwkanonnen op een gewenste plek aangebracht, waardoor bijvoorbeeld een skipiste kan worden gebouwd op plekken waar door weersomstandigheden wellicht te weinig sneeuw voorhanden is. Door de sneeuw nat te maken ontstaat een harde sterke substantie, die eigenschappen heeft die tussen vast ijs en sneeuw in liggen. Kinderen bouwen vaak sneeuwmuren of hutten door emmertjes met sneeuw te vullen, dit aan te drukken en vervolgens te storten.

Zie ook

Zie de categorie Snow van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.