Sicco Tjaden

Leven en werk

Lijkdicht na het overlijden van Sicco Tjaden in 1726 door Wilhelmus Schortinghuis

Tjaden werd in 1693 in het Groningse Westerlee geboren als zoon van de predikant Henricus Tjaden en van Anna Margaretha Tjassens. Zijn moeder overleed in 1699 in het kraambed en zijn vader nog geen jaar later aan de gevolgen van een val bij de Ebbingepoort in Groningen. Hij groeide samen met zijn tweelingbroer Cornelis Hendrik op bij zijn grootvader, de Groningse rechtsgeleerde Sicco Tjaden. Hij studeerde theologie in Groningen en in Leiden. Hoewel hij in zijn studietijd afstand nam van de opvattingen binnen de kringen van de Nadere Reformatie, door hem in die tijd "fijmelarij" genoemd, bekeerde hij zich in 1715 na een aanval van malaria, tot het gereformeerd piëtisme. Tjaden liet zich beïnvloeden door piëtistische gezelschappen, conventikels genoemd. Ook zijn mentor en buurman, de bevindelijke predikant Leonard Blom, had grote invloed op zijn geloofsbeleving. Tjaden twijfelde niet alleen aan de kracht van zijn geloof, maar ook aan zijn geschiktheid als predikant. In november 1718 werd hij toch aangesteld als predikant te Nieuwe Pekela, zijn bevestiging tot predikant aldaar vond ruim een jaar later plaats in januari 1720. Zijn gemeenteleden waren in zijn ogen, "vanwege hun drankzucht en onwetendheid, gedoopte heidenen". Toch slaagde hij erin om veel kerkgangers, vooral uit bevindelijke kringen, wekelijks onder zijn gehoor te krijgen.

Tjaden overleed in maart 1726 in de stad Groningen nog geen 33 jaar oud. De Groningse predikant Johannes Hofstede sprak een lijkrede uit bij zijn begrafenis. Tevens schreef hij een lijkdicht, net als een andere collega van Tjaden, de bevindelijke predikant Wilhelmus Schortinghuis. Deze nam dit gedicht in 1727 op als toegift in zijn Geestelike gesangen, een in conventikelkringen veel gebruikte zangbundel.

Tjaden dankt zijn bekendheid vooral aan het autobiografische geschrift Eenige aantekeningen en alleen-spraken betreffende meest het verborgen leven voor den Heere dat na zijn overlijden door Johannes Hofstede werd samengesteld uit Tjadens nagelaten Latijnse aantekeningen. Het boek werd vele malen herdrukt. In 1992 verscheen onder de titel Het verborgen leven voor de Heere van Sicco Tjaden (1693-1726) predikant te Nieuwe Pekela een laatste druk van zijn geschrift, verzorgd door F.A. van Lieburg.

Bibliografie

  • Disputatio theologica de benedictione Iisraëlitica Jehudæ, ad Genes. cap. XLIX. vers. 8. 9. 10., uitg. Jacobus Poereep, Lugdunum Batavorum [=Leiden], 1712
  • Hofstede, Johannes Lyk-reede uit Joh. XI.II. ter gelegentheit van het overlyden van ... Sicco Tjaden ... gedaan in de Nieuwe Pekel-A den 7. april 1726, uitg. Jurjen Spandaw, Groningen, 1726. Deze lijkrede werd in 1727 en 1751 herdrukt.
  • Hofstede, Johannes Aan de kerk van Boven Pekel-A. : Op het smertelyk verlies van haren getrouwen herder Sicoo Tjaden ontslapen den 28 maart 1726. In het drie en dertigste jaar zynes ouderdoms, uitg. Jurjen Spandaw, Groningen, 1726. In deze bundel lijkdichten zijn ook gedichten van andere auteurs opgenomen.
  • Eenige aantekeningen en alleen-spraken betreffende meest het verborgen leven voor den Heere, van Sicco Tjaden, verzameld en uit het latijn vertaald door Johannes Hofstede, uitg. Jurjen Spandaw, Groningen, 1726, 2e druk 1735, 3e druk 1751, 4e druk 1775, ook in de 19e en de 20e eeuw verschenen er diverse herdrukken. De meest recente editie is Het verborgen leven voor de Heere van Sicco Tjaden (1693-1726) predikant te Nieuwe Pekela, verzorgd door F. A. van Lieburg, uitg. Den Hertog, Houten, 1992.
  • Kerk-rede uit Ps. XLII: 12 : Wat buigt gy u neder, o myne ziele, en wat zyt gy onrustig in my? Hoopt op God, want ik zal Hem nog loven; Hy is de menigvuldige verlossinge myns aangezigts, en mijn God, uitg. Jurjen Spandaw, Groningen, 1727. Deze preek van Tjaden werd herdrukt in 1845.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.