Schotse sprong

De Schotse sprong is in de atletiek de eenvoudigste techniek bij het hoogspringen. De Engelse benaming voor deze techniek is scissor technique, maar in het Nederlands wordt met schaarsprong meestal een andere sprongmethode aangeduid.

Lien Gisolf in 1929

De Schotse sprong is voor velen de kennismaking met het hoogspringen. Er wordt tamelijk parallel aan de lat aangelopen, onder een hoek van 20 à 30 graden. Bij de afzet wordt het binnenste been gestrekt opgezwaaid waarna met het buitenste been wordt afgezet (bij hoogspringen dient altijd met één been te worden afgezet). Na de afzet zwaait het afzetbeen omhoog tot horizontaal, terwijl het andere been direct na de passage van de lat naar beneden zwaait. De benen maken dus een scharende beweging.

Een biomechanisch nadeel van deze techniek is dat de romp tijdens de latpassage min of meer verticaal blijft. Dat betekent dat het zwaartepunt van de springer tamelijk hoog over de lat gaat en springers hadden al gauw in de gaten dat ze met een voorover of achterover hellende romp hoger konden springen bij gelijkblijvende afzetkracht. De meest achterover hellende houding wordt in goed Nederlands Schotse sprong met lay-out genoemd. Het voordeel van de Schotse sprong is dat iedereen de techniek zeer snel onder de knie heeft en dat er met weinig kans op blessures in een eenvoudige zandbak geland kan worden.

Records

De Belgische Elise Van Truyen heeft in 1924 tweemaal met deze sprongtechniek het wereldrecord verbeterd (1,496m en 1,51m). Ook de Nederlandse Lien Gisolf gebruikte de Schotse sprong bij haar drie wereldrecords (1,583m in 1928, een jaar later 1,608m en 1,623m in 1932). In 1928 won ze op de Olympische Spelen in Amsterdam zilver en in 1932 was ze in Los Angeles vierde. Ook de meer van het sprinten bekende Fanny Blankers-Koen was een zeer goed hoogspringster die deze techniek gebruikte. In 1943 bracht ze het wereldrecord op één dag van 1,66m naar 1,67m en direct via 1,69m naar 1,71m. Dat record heeft acht jaar standgehouden. In 1936 was ze gedeeld vijfde op de Olympische Spelen in Berlijn (ze was toen pas achttien jaar), terwijl ze bij haar beroemde goldrush in 1948 in Londen geen tijd had om aan het hoogspringen mee te doen, waar ze ook grote kans op goud zou hebben gehad.

Iolanda Balaș in 1964

Iolanda Balaş uit Roemenië had een vrij goede lay-out. In de tijd dat de mannen zich vooral van de rolsprong bedienden, bracht zij met de Schotse sprong het wereldrecord tot grote hoogten. Zij heeft maar liefst twaalf maal het record verbeterd, beginnend in 1958 met een sprong over 1,78m en eindigend met 1,91m in 1961, een hoogte die pas tien jaar later door een springster met de rolsprong werd overtroffen. Balaş was jarenlang niet te verslaan. Ze werd als negentienjarige vijfde bij de spelen van 1956 in Melbourne, eerste in 1960 in Rome (met 14cm voorsprong!) en eveneens eerste in 1964 in Tokyo (10cm voorsprong).

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.