Salammbo

Salammbo is een historische roman van Gustave Flaubert en verscheen in 1862. De titel verwijst naar de fictieve figuur Salammbo, de dochter van de Carthaagse veldheer Hamilcar Barkas.

Het boek van Gustave Flaubert

Voorgeschiedenis

Salammbo is de tweede roman van Flaubert, na zijn debuutroman Madame Bovary. Zijn debuutroman genoot meteen na publicatie een enorme belangstelling. Begin 1857 werd Flaubert echter voor de rechtbank gedaagd omdat het boek de goede zeden en het katholieke geloof zou aantasten en beledigen. Flaubert wint de rechtszaak, maar de affaire kwam hard bij hem aan. Uit verbittering en afkeer neemt hij als onderwerp voor een volgend boek een periode uit de oudheid, de huurlingenoorlog tegen Carthago. Flaubert graaft zich in in zijn onderwerp en bestudeert de Griekse en Romeinse geschiedschrijvers, onder wie Polybios, die uitgebreid verslag heeft gedaan van de huurlingenoorlog. De hoofdpersonen ontleent hij dan ook stuk voor stuk aan Polybios. Eind 1857 loopt Flaubert vast in het eerste hoofdstuk. De roman heet op dat moment nog Carthage. Pas later zal hij de roman de titel Salammbo meegeven. Hij besluit naar Carthago te reizen om daar ter plaatse inspiratie op te doen. Na een reis van drie maanden komt Flaubert in juni 1858 terug. Hoewel hij er onafgebroken aan werkt, voltooit hij de roman pas vier jaar later, in april 1862.[1].

Plot

Salammbo door Alfons Mucha (1896)

Het verhaal speelt zich af in Carthago tussen 241 en 238 v.Chr., kort na de Eerste Punische Oorlog tussen Carthago en Rome. De huurlingen kwamen in opstand tegen Carthago omdat ze niet betaald werden voor hun diensten in de oorlog tegen de Romeinen. Een vreselijk kat-en-muis-spel ontstaat, waarin beide kanten wreedheden begaan. Tegen deze achtergrond ontspint zich het verhaal van de liefde tussen Matho, een van de leiders van de opstandelingen, en Salammbo. Zij wordt echter door haar vader Hamilcar uitgehuwelijkt aan de Nubische prins Narr'Havas om zijn steun in de opstand te verwerven. De opstandelingen worden verslagen. Matho wordt gevangengenomen en ter dood veroordeeld. Salammbo verkiest dan te sterven in plaats van te trouwen.

Personages

  • Salammbo, dochter van Hamilcar, gewijd aan de tempel van Tanith
  • Hamilcar Barkas, Carthaagse generaal, die de huurlingen voor de opstand leidde tegen de Romeinen; tijdens de opstand van de huurlingen heeft hij naast Hanno het bevel over de Carthaagse troepen
  • Hanno, een Carthaagse generaal
  • Matho, de leider van het Libische deel van de huurlingen
  • Spendius, een van oorsprong Griekse slaaf van Hamilcar die zich aansluit bij de huurlingen
  • Autharitus, de leider van het Gallische deel van de huurlingen
  • Narr'Havas, een Numidische prins, een van de leiders van de Numidische huurlingen
  • Gisco, een Carthaagse generaal, die in handen van de huurlingen valt
  • Schahabarim, hogepriester van de tempel van Tanith, leraar van Salammbo
  • Taanach, een slaaf van Salammbo
  • Demonades, een slaaf van Hanno
  • Hannibal, zoon van Hamilcar, die door hem geheim gehouden wordt

Beginregel

De eerste regel uit het boek is in Frankrijk zeer bekend: C'était à Mégara, faubourg de Carthage, dans les jardins d'Hamilcar. In het Nederlands luidt deze zin: Het was te Megara, voorstad van Carthago, in Hamilcar's tuinen. [vertaling Andries de Rosa, 1923]

Nederlandse vertalingen

  • Salammbo, vertaald door Andries de Rosa, Wereldbibliotheek, Amsterdam, 1e druk 1923
  • Salammbo, vertaald door Hans van Pinxteren, Athenaeum - Polak & Van Gennep, Amsterdam, 1e druk 1978

Literatuur

  • M.A. Wes, Gustave Flaubert en zijn Salammbo: meer dan historisch, Ambo, Baarn, 1992

Bron

  1. Hans van Pinxteren, Flauberts droom van de Oudheid in Salammbo, vertaling Hans van Pinxteren, 1978.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.